4.1 een stroomkring maken

4.1 Een stroomkring maken!
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

4.1 Een stroomkring maken!

Slide 1 - Slide

Voorkennis

In huis zijn er allerlei apparaten die op elektriciteit werken. In oplaadbare apparaten, zoals een mobiele telefoon of een draadloze koptelefoon, zit een accu of batterij.

Slide 2 - Slide

Thuis gebruik je verschillende elektrische apparaten.

Wat is géén elektrisch apparaat?
A
de televisie
B
de verlichting
C
de stereo-installatie
D
de radiator van de verwarming

Slide 3 - Quiz

Ook in de natuur kun je elektriciteit tegenkomen.
Welk verschijnsel heeft met elektriciteit te maken?

A
de bliksemflitsen tijdens onweer
B
de donderslagen tijdens onweer
C
het licht van de zon
D
de warmte van de zon

Slide 4 - Quiz

Een lampje kun je laten branden door het op een batterij aan te sluiten.
Welke opmerking over de batterij is waar?
A
een batterij heeft maar 1 aansluiting, de +
B
een batterij heeft maar 1 aansluiting, de -
C
een batterij heeft twee aansluitingen, de + en de -

Slide 5 - Quiz

Stroomdraden worden vaak van koper gemaakt.

Waarom worden stroomdraden van koper gemaakt?
A
koper kun je moeilijk buigen
B
koper laat stroom gemakkelijk door
C
koper laat stroom moeilijk door

Slide 6 - Quiz

Om stroomdraden zit een plastic isolatielaag.

Waarom zit die isolatielaag er?
A
omdat je anders je vingers verbrand aan de hete stroomdraden
B
omdat je anders een elektrische schok kunt krijgen
C
omdat elektrische stroom gemakkelijk door plastic heen kan stromen

Slide 7 - Quiz

In je smartphone zit een batterij. Na enige tijd moet je die weer opladen.

Wanneer raakt je batterij het snelste leeg?
A
als je muziek aan het luisteren bent
B
als je chat met vrienden
C
als je de lamp aan hebt staan

Slide 8 - Quiz

Gesloten stroomkring
Er is een gesloten stroomkring als de stroom
kan lopen van de batterij naar het lampje,
door de gloeidraad van het lampje
en weer terug naar de andere kant van de batterij

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Geleiders en isolatoren
Stoffen waar een elektrische stroom gemakkelijk doorheen kan lopen, heten geleiders. Alle metalen zijn geleiders. Koolstof is ook een geleider.

Stoffen die een elektrische stroom niet of heel slecht doorlaten, heten isolatoren. Voorbeelden zijn rubber, glas en de meeste soorten plastic. Lucht is ook een isolator. 


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

schakelaar
Onderdeel van een stroomkring waarmee je de stroomkring kunt openen of sluiten.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Stroommeter
Met een stroommeter meet je hoeveel lading er in één seconde voorbijkomt.
Dat noem je de stroomsterkte.
Hoe meer lading er in een seconde voorbij komt, hoe groter de stroomsterkte.
De eenheid van stroomsterkte is ampère (A).
Een stroommeter wordt daarom ook wel ampèremeter genoemd.
Omrekenen doe zo:
1 mA = 0,001 A
1 A = 1000 mA
De stroomsterkte is op elke plaats in de stroomkring even groot.
Het maakt dan ook niet uit waar je de stroommeter in de stroomkring opneemt:
links of rechts van het lampje.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Een gesloten stroomkring loopt van:
A
de batterij naar het lampje
B
het lampje naar de batterij
C
de batterij, via het lampje, terug naar de batterij

Slide 19 - Quiz

Wat is de functie van de snoeren in een stroomkring?
A
lading leveren
B
lading omzetten
C
lading vervoeren

Slide 20 - Quiz

Welke stroomsterkte geeft de meter aan.

Slide 21 - Open question

koper is een
A
geleider
B
isolator

Slide 22 - Quiz

rubber is een
A
geleider
B
isolator

Slide 23 - Quiz

glas is een
A
geleider
B
isolator

Slide 24 - Quiz

staal is een
A
geleider
B
isolator

Slide 25 - Quiz

koolstof is een
A
geleider
B
isolator

Slide 26 - Quiz

plastic is een
A
geleider
B
isolator

Slide 27 - Quiz

Geleiders laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 28 - Quiz

Bij een open stroomkring werken apparaten
A
Wel
B
Niet

Slide 29 - Quiz

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Meter
B
Volt
C
Ampere
D
Kilo

Slide 30 - Quiz

Vul in.
0,375 A =……………. mA

Slide 31 - Open question

Vul in.
56 mA =………….. A

Slide 32 - Open question

Proef 1: Geleiders en isolatoren

Slide 33 - Slide