Zinnen maken (deel 2)

Zinnen maken
Ga naar:
LESSONUP.APP


vul de code en je naam in 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 13 min

Items in this lesson

Zinnen maken
Ga naar:
LESSONUP.APP


vul de code en je naam in 

Slide 1 - Slide

we gaan vandaag zinnen maken
en we gaan woorden oefenen

Slide 2 - Slide

wie doet het spel?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

zinnen en zinsdelen
een zin bestaat uit woorden
en uit zinsdelen
een zinsdeel zijn woorden die bij elkaar horen

Slide 8 - Slide

voorbeelden

Slide 9 - Slide

een zin
een zin begint met een HOOFDLETTER
en
een zin eindigt met een punt
( . ? ! )

Slide 10 - Slide

1
2
3
4
Waar
woont
de juf
?

Slide 11 - Drag question

1
2
3
4
Hoeveel
boeken
heb jij
?

Slide 12 - Drag question

1
2
3
4
Marco
leest
een boek
.

Slide 13 - Drag question

1
2
3
4
De dokter
schrijft
een recept
.

Slide 14 - Drag question

1
2
3
4
Ik 
ga
naar de winkel
.

Slide 15 - Drag question

1
2
3
4
Waar
de koning
woont
?

Slide 16 - Drag question

1
2
3
4
Waar
woont 
jouw oom
?

Slide 17 - Drag question

1
2
3
4
Wij
gaan
met de fiets
.

Slide 18 - Drag question

1
2
3
4
De drogist
verkoopt
zeep
.

Slide 19 - Drag question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Maak de volgende zinnen goed.

Slide 24 - Slide

Ik ..... de vraag niet.
A
begrijp
B
begrijpt
C
begrijpen

Slide 25 - Quiz

Sevgi .... een boek.
A
lees
B
leest
C
lezen

Slide 26 - Quiz

Hij ..... op school.
A
is
B
bent
C
zijn

Slide 27 - Quiz

Wij .... een brief.
A
schrijf
B
schrijft
C
schrijven

Slide 28 - Quiz

Ken je deze woorden?

Slide 29 - Slide

Wel kleding

Geen kleding

Slide 30 - Drag question

Wat is dit?
A
de broek
B
de handschoenen
C
de riem
D
de sjaal

Slide 31 - Quiz

Wat zijn dit?
A
schoenen
B
laarzen
C
klompen
D
sloffen

Slide 32 - Quiz

Wat is dit?

A
rok
B
jas
C
broek
D
jurk

Slide 33 - Quiz

Wat zijn dit?
A
de ketting
B
de armband
C
de sieraden
D
de sjaal

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Link

Nu zijn jullie zelf aan de beurt.
schrijf een mooie zin op
met een kledingstuk

voorbeeld:
De koningin draagt een blauwe jurk.

Slide 39 - Slide

Maak een zin met kleding er in.
timer
2:00

Slide 40 - Open question

Snap je hoe je een goede zin maakt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll