november werkwoordsvormen en soorten werkwoorden

werkwoorden

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

werkwoorden

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Lezen
- uitleg over werkwoordsvormen en soorten werkwoorden.

Slide 2 - Slide

Werkwoorden

Slide 3 - Mind map

Werkwoordsvormen
Persoonsvorm

Heel werkwoord= infinitief

Voltooid deelwoord

Slide 4 - Slide

Persoonsvorm
De jongen loopt naar huis

Slide 5 - Slide

Infinitief =Heel werkwoord
De jongen wil naar huis lopen

Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoord
De jongen is naar huis gelopen

Slide 7 - Slide

Rick zit altijd recht op zijn stoel.
Wat is het woord 'zit'?

Slide 8 - Open question

Jolien wil liever naast Christel zitten.
Wat is het woord 'zitten'?

Slide 9 - Open question

Sebastiaan heeft alles al gemaakt.
Wat is het woord 'gemaakt'?

Slide 10 - Open question

Hij heeft niets gezegd
Gezegd is..
A
Hele werkwoord
B
Persoonsvorm
C
Voltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Ik ga morgen wandelen
Wandelen is..
A
Persoonsvorm
B
Hele werkwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Morgen zal ik je bellen
Zal is..
A
Voltooid deelwoord
B
Hele werkwoord
C
Persoonsvorm

Slide 13 - Quiz

Ik zou jou gisteren nog bellen!
bellen =

A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Moest je dat niet eerst vragen?
vragen =
A
persoonsvorm
B
hele werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Peter had jou dat nog willen zeggen.
willen =
A
hele werkwoord
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm

Slide 16 - Quiz

Marijke is hier gisteren geweest.
is =
A
hele werkwoord
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm

Slide 17 - Quiz

Meneer Hiemstra is een leuke leraar.
is =
A
hele werkwoord
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm

Slide 18 - Quiz

Daniël kan dat niet gedaan hebben.
wat is het voltooid deelwoord?
A
kan
B
gedaan
C
hebben

Slide 19 - Quiz