This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Op Stoom - Voorbereiding Proefwerk
Doen:
Spiekbriefje maken
Vragen oefenen
Slide 1 - Slide
om samen sterk te staan verenigden de arbeiders zich in een:
A
voetbalclub
B
politieke partij
C
vakbond
D
leger
Slide 2 - Quiz
welke kinderen mochten volgens het kinderwetje niet werken?
A
geen enkel kind mocht werken
B
alle kinderen boven 12 jaar
C
alle kinderen onder de 14 jaar
D
alle kinderen onder de 12 jaar
Slide 3 - Quiz
wat wilden de feministen?
A
belasting voor vrouwen
B
gelijke rechten voor vrouwen
C
doen wat mannen bepaalden
D
mannen mogen alleen studeren
Slide 4 - Quiz
Liberalen
Socialisten
algemeen kiesrecht
Vrijheid
sociale wetten
minder macht voor de koning
Slide 5 - Drag question
Welke uitvinding zie je op de afbeelding?
A
Stoommachine
B
Waterframe
C
Spinning Jenny
D
Schietspoel
Slide 6 - Quiz
Welke uitvinding zie je op de afbeelding?
A
Stoommachine
B
Waterframe
C
Spinning Jenny
D
Schietspoel
Slide 7 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende betekenis:
"Ingrijpende verandering in de productie, waarbij handarbeid werd vervangen door machines."
A
Kapitalisme
B
Handnijverheid
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 8 - Quiz
En dan hebben we het nog niet eens over het zware werk in de___________________. De machines moesten _____________ op stoom blijven. Als één machine zou uitvallen, viel de hele fabriek uit; halverwege _________________ was er dus niet bij. Daarom werkten arbeiders in ploegen van minimaal _______________ uur, zodat ze elkaar twee keer per dag konden aflossen. Vermoeide arbeiders kwamen vaak in de machine terecht, ketels ________________. Er hing voortdurend roet in de lucht die heel slecht was voor de ______________ , en kolendamp waardoor je kon ____________.
Sleep de juiste woorden naar de open plekken:
fabrieken
altijd
uitrusten
twaalf
ontploften
longen
stikken
Slide 9 - Drag question
Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Door de komst van machines waren er op het platteland minder arbeiders nodig.
Door de uitvinding van de stoommachine komen er verschillende nieuwe machines.
Veel arbeiders trekken naar de stad en gaan werken in de fabrieken.
De meeste mensen wonen en werken op het platteland.
De arbeiders in de steden gaan wonen in arbeiderswijken.
Slide 10 - Drag question
Zijn de stellingen juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Over het algemeen groeit de bevolking sneller in een
industriële samenleving dan in een landbouwstedelijke samenleving.
.
In de fabrieken was er meer werk voor geschoolde dan voor ongeschoolde arbeiders.
Ongelukken in fabrieken kwamen weinig voor.
Fabriekseigenaren stonden in de samenleving onder aan de sociale ladder.
De textielindustrie bloeide (= was erg succesvol) tijdens de industriële revolutie in Engeland.
Slide 11 - Drag question
Zet in de goede volgorde...
Stoommachines maakten honderden draden
Een spinnewiel maakt 1 draad
Kinderen werken nu ook in stoommachine fabrieken
Spinning Jenny maakt 16 draden
Water jenny werkt op waterkracht
Slide 12 - Drag question
4. Welke leider van de liberalen zorgde voor een nieuwe grondwet?
A
Willem II
B
Johan Rudolph Thorbecke
C
James Watt
D
Abraham Kuyper
Slide 13 - Quiz
6. Vanaf wanneer mochten alle mannen en (iets later) vrouwen boven de 18 jaar stemmen?
A
1917 en 1919
B
1914 en 1918
C
1925 en 1928
D
1916 en 1918
Slide 14 - Quiz
Noem een reden waarom België onafhankelijk wilde worden.