WAKK 1.16 t/m 1.22

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2021-2022
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2021-2022

Slide 1 - Slide

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

Terugblik
Het consumentenvertrouwen geeft informatie over de verwachtingen van consumenten over de ontwikkeling van de economie

Over het algemeen geldt dan:
Weinig vertrouwen → Geen geld uitgeven
Veel vertrouwen → Geld uitgeven


Slide 3 - Slide

Rente is het gaspedaal van de economie
  • Hoge rente?
  • Geld lenen wordt duur
  • Geld op de spaarrekening zetten wordt aantrekkelijk

  • Lage rente?
  • Geld lenen wordt aantrekkelijk
  • Geld op de spaarrekening zetten wordt niet aantrekkelijk

Slide 4 - Slide

Inflatie
Inflatie betekent dat de prijzen stijgen





Slide 5 - Slide

Ingrijpen van de overheid
  • Meer wegen etc kunnen aanleggen → meer werkgelegenheid → meer besteden
  • Belastingverlaging → meer geld over → meer vraag naar producten → meer werkgelegenheid → minder werkloosheid

Slide 6 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
Kun je de actoren in de economische kringloop benoemen

Slide 7 - Slide

Geldstroom X heeft invloed op geldstroom Y

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Noem 5 dingen die je echt zou willen (zonder beperkingen van geld)

Slide 10 - Open question

Kunnen we alles kopen wat we willen?
A
Nee
B
Nee
C
Nee
D
Nee

Slide 11 - Quiz

Kunnen we alles kopen?
Nee!
De middelen (tijd en geld) zijn beperkt

Slide 12 - Slide

Probleem...
  • We hebben oneindig behoeften en beperkte middelen
  • Middelen: Tijd & Geld
  • Je moet dus keuzes maken!

Slide 13 - Slide

Schaarste
  • De spanning die bestaat tussen oneindige behoeften en beperkte middelen

  • Absolute zin:
  • Een goed is schaars --> er is voedselschaarste bij een hongersnood

  • (Economische) Relatieve zin:
  • Een product is schaars, als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het goed te maken




Slide 14 - Slide

Leg uit dat brood een schaars goed is

Slide 15 - Open question

Relatieve zin
Brood is een schaars goed


Waarom?
Een bakker heeft meel, een oven, een gebouw en personeel nodig om het brood te bakken


Slide 16 - Slide

https://www.youtube.com/watch?v=iXY9wCLX0Ug

29.10 – 36.20

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Keuzes maken!
  • Wil ik werken (en 20 euro verdienen) of wil ik leren voor de toets?
  • Wil ik een auto kopen of wil ik op vakantie? (gezinnen)
  • Kiest de gemeente voor een park of voor een flat? (overheid)

  • Opofferingskosten → uitgedrukt in geld

  • Je kunt producten, tijd en geld voor allerlei zaken gebruiken. Middelen zijn alternatief aanwendbaar




Slide 19 - Slide

Aan de slag
Maken t/m 1.22
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 20 - Slide

Leg uit wat er wordt bedoeld met schaarste in relatieve zin

Slide 21 - Open question

Schaarste
  • De spanning die bestaat tussen oneindige behoeften en beperkte middelen

  • Absolute zin:
  • Een goed is schaars --> er is voedselschaarste bij een hongersnood

  • (Economische) Relatieve zin:
  • Een product is schaars, als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het goed te maken




Slide 22 - Slide