Gastles kader - onbepaald lidwoord

Wilkommen!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wilkommen!

Slide 1 - Slide

Planung

  • Uitleg ein(e) & kein(e)

  • Oefenen, oefenen & oefenen!
Ziele

  • Je kunt de regels voor de uitgangen van ein- en kein- toepassen.




Slide 2 - Slide

Wat zijn lidwoorden?

Slide 3 - Mind map

Wat is het mannelijk lidwoord?
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 4 - Quiz

Wat is het vrouwelijk lidwoord?
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 5 - Quiz

Wat is het onzijdige lidwoord?
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)

Slide 6 - Quiz

Voorkennis
Je hebt geleerd dat:
  • de (bepaalde) lidwoorden in het Duits der (m), die (v) en das (o) zijn. 


Je leert nu het onbepaald lidwoord 'ein(e)' & kein(e) kennen. 

Slide 7 - Slide

onbepaald lidwoord ein(e) & kein(e)

  • ein(e) (een) = onbepaald lidwoord --> ein Mann
In plaats van een bepaald lidwoord (de/het) , kan je ook een onbepaald lidwoord (een) gebruiken om iets algemener te beschrijven. 

Het onbepaalde lidwoord in het Duits is 'ein' of 'eine'. Ook 'kein of keine'  (geen) hoort bij deze groep.

Slide 8 - Slide

onbepaald lidwoord ein(e) & kein(e)
  • Bijvoorbeeld: De kat is buiten. - Die Katze ist draußen.
Dan heb je het over de kat die je kent en niet over het begrip kat in het algemeen.

  • Bijvoorbeeld: Een kat loopt buiten. - Eine Katze ist draußen.
Dan kan je vragen: Welke kat? Onze kat? De kat van de buren?

Slide 9 - Slide

Regel bij het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein
  •  Alleen bij vrouwelijke woorden  (die) de uitgang -e. 
  •  Mannelijke en onzijdige woorden (der/das) krijgen geen - e. 
  •  Het woord kein- krijgt deze uitgang ook in het meervoud.
Wat valt je op in dit schema?

Slide 10 - Slide

an die Arbeit!
  •  Maak opdracht 1 en 2 van het werkblad.

Ben je eerder klaar?
  • Aufgabe 19, 20 & 21 uit je boek!

Slide 11 - Slide

Oefening 1: Vul in met "ein" of "eine"
  1. 1. Das ist ___ Hund. (M)
  2. Ich habe ___ Buch. (O)
  3. Wir sehen ___ Katze. (V)
  4. Sie hat  ___ Apfel. (M)
  5. Er hat ___ Ball. (M)
  6. Er hat ___ Auto. (O)
  7. Das ist ___ Lampe. (V)
  8. Sie liest ___ Buch. (O)
  9. Wir kaufen ___ Blume. (V)
  10. Ich trinke ___ Glas Wasser. (O)
Oefening 2: vul in met "ein" of "eine"
  1. ___ Tisch (M) 
  2. ___ Lampe (V)
  3. ___ Auto (O)
  4. ____ Blume (V)
  5. ___ Stuhl (M)
  6. ___ Apfel (M)
  7. ___ Katze (V)
  8. ___ Ball (M)
  9. ___ Hund (M)
  10. ___ Tasse (V)

Slide 12 - Slide

Het onbepaald lidwoord krijgt bij mannelijke en onzijdige woorden ...
A
een 'e' achter ein/kein
B
een 'st' achter ein/kein
C
geen 'e' achter ein/kein
D
een 'en' achter ein/kein

Slide 13 - Quiz

Er komt alleen bij ..... woorden een 'e' achter ein/kein
A
onzijdige
B
vrouwelijke en meervoud
C
mannelijke

Slide 14 - Quiz

'ein' kan nooit in combinatie met een woord dat .... is.
A
vrouwelijk
B
mannelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 15 - Quiz