het aantal mensen dat werkt of op zoek is naar werk
C
alle banen bij bedrijven en de overheid
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
De vraag naar arbeid is
A
het aantal mensen dat wil werken
B
het aantal mensen dat werkt of op zoek is naar werk
C
alle banen bij bedrijven en de overheid
Slide 1 - Quiz
welke lijn geeft de vraag naar arbeid weer?
A
blauw = vacatures
B
oranje = werkloosheid
Slide 2 - Quiz
Als er werkloosheid is, is er dan een vraag- of een aanbodoverschot?
A
vraagoverschot
B
aanbodoverschot
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Bedrijven vervangen mensen door machines. Dit noemen we ?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
Slide 5 - Quiz
Door een lager consumentenvertrouwen, besteden mensen minder. Dit leidt tot
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
Slide 6 - Quiz
Als een bedrijf productie verplaatst naar een lage lonen land, spreken we van?
A
conjuncturele werkloosheid
B
structurele werkloosheid
Slide 7 - Quiz
Een hoger minimumloon vind ik een ...
A
een slecht idee want het leidt tot lagere werkloosheid
B
goed idee want het leidt tot lagere werkloosheid
C
een goed idee want het leidt tot hogere werkloosheid
D
slecht idee want het leidt tot lagere werkloosheid
Slide 8 - Quiz
De Nederlandse bevolking vergrijst. Wat betekent dit voor de arbeidsmarkt?
A
de vraag naar arbeid neemt toe
B
het aanbod van arbeid neemt toe
C
de vraag naar arbeid neemt af
D
het aanbod van arbeid neemt af
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Door vergrijzing daalt het aanbod van arbeid. Noem ten minste 2 maatregelen die de overheid kan nemen om het aanbod niet te laten krimpen.
Slide 11 - Open question
welke lijn geeft het aanbod van arbeid weer?
A
blauw
B
oranje
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
In een bedrijf werken 20 voltijds medewerkers (38 uur per week) en 10 parttimers (totaal: 114 uur per week). Bereken de werkgelegenheid in personen en in arbeidsjaren