6V H3 Welvaart

Economische kringloop (model)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Economische kringloop (model)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Economische kringloop
  • gaat over bestedingen
  • tussen 5 economische sectoren (gezinnen, bedrijven, financiële instellingen, overheid en buitenland)
  • het is een vereenvoudigde weergave van de geldstromen tussen deze sectoren (geen stromen van goederen, diensten en productiefactoren)
  • voor elke sector geldt: ingaande geldstroom = uitgaande geldstroom

Slide 3 - Slide

Bestedingen
Komen van gezinnen (C), bedrijven (I), overheid (O) en het buitenland (E - M)
Y = C + I + O + E - M


Slide 4 - Slide

Gezinnen
Y --> komt binnen
Gaat uitgegeven worden aan Consumeren, belasting en Sparen. 
Y = C + B + S

Slide 5 - Slide

Combineren
Y = C + B + S
Y = C + I + O + E - M
C + B + S = C + I + O + E - M
B + S = I + O + E - M
ook wel (S - I) + (B - O) = (E - M)
 Nationaal spaarsaldo --> particulier en overheid

Slide 6 - Slide

Economische kringloop (formules)
  • Y = C + B  + S                        (BBI = bestedingen van de gezinnen = BBP)
  • Y = C + I + O + E - M           (BBI = bestedingen aan de bedrijven = BBP)
  • particulier spaarsaldo = S - I
  • overheidssaldo              = B - O
  • nationaal spaarsaldo  = (S - I) + (B-O)
  • saldo buitenland           = E - M (saldo lopende rekening betalingsbalans)
  • (S - I) + (B - O) = (E - M)

Slide 7 - Slide

BBP / BBI berekenen







        
of       = C + B + S

Slide 8 - Slide

3.3 Overheid stabilisator

Conjunctuur: schommelingen in het bbp als gevolg van schommelingen in de effectieve vraag. 

Slide 9 - Slide

Langetermijn
Potentiële productie groeit --> groei kwaliteit en kwantiteit van productiefactoren. 
Ookwel de trend. 
Werkelijke productie bepaald door de effectieve vraag. 
Output gap
  • Verschil werkelijke en potentiële productie. 
  • Negatief (laagconjunctuur)
  • Positief (hoogconjunctuur)

Slide 10 - Slide

Anticyclisch begrotingsbeleid
Afzwakken conjunctuurgolf
Laagconjunctuur
  • Effectieve vraag moet omhoog.
  • Slecht voor het overheidssaldo. 
Hoogconjunctuur
  • Staatsschuld aflossen. 
  • Effectieve vraag laten dalen. 

Slide 11 - Slide