1mh - Les 4 P1 - het werkwoord haben


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Welkom allemaal! Fijn dat jullie er zijn!
Hier:

  • is het rustig en gaan we met respect met elkaar om.
  • staat de telefoon op stil en zit hij in je tas of zak.
  • heb je geen kauwbare dingen in je mond.
  • is iedereen nuttig bezig (nee, spelletjes spelen en praten zijn geen nuttige bezigheden).

Slide 1 - Slide

   Deutsch!    
1hv



Hebben (tegenwoordige tijd)
Haben (Präsens)
Guten Morgen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
 je kunt het Duitse hulpwerkwoord haben vervoegen, in de tegenwoordige tijd

Je kent een aantal superhandige zinnetjes


Slide 3 - Slide

Redemittel

Slide 4 - Slide

Redemittel

Slide 5 - Slide

Redemittel

Slide 6 - Slide

Grammatik
persoonlijk voornaamwoorden

het werkwoord haben

Slide 7 - Slide

ch
u
r / sie / es
ir
hr
ie / Sie

Slide 8 - Slide

Ik
jij 
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
U
sie (enkelvoud)
ihr 
er
Sie 
wir 
sie (meervoud)
es
ich 
du

Slide 9 - Drag question

Übersetzte (vertaal):
jij

Slide 10 - Open question

Übersetzte (vertaal):
wij

Slide 11 - Open question

Übersetzte (vertaal):
jullie

Slide 12 - Open question

Übersetzte (vertaal):
ik

Slide 13 - Open question

Übersetzte (vertaal):
u

Slide 14 - Open question

Übersetzte (vertaal):
hij

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

maak de juiste combinaties
sleep de werkwoorden naar het juiste persoonlijk voornaamwoord op de volgende dia's

Slide 18 - Slide

het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 19 - Drag question

wir ......
A
habbe
B
haben
C
habe
D
hebben

Slide 20 - Quiz


ihr ...........
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 21 - Quiz


du .........
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 22 - Quiz

sie (ev).....
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat

Slide 23 - Quiz

Zet de juiste vorm in de zin
tegenwoordige tijd

Slide 24 - Slide

Hebben jullie een tuin?
... ihr einen Garten?

Slide 25 - Open question

... du Hunger?

Slide 26 - Open question

............... Sie Zeit für mich?

Slide 27 - Open question

Sara ... 9 Brüder.

Slide 28 - Open question

Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .

Slide 29 - Open question

.................. du Lust mitzukommen?

Slide 30 - Open question

... man dir etwas gefragt?

Slide 31 - Open question

Studienführer
Voorbereiding voor les 4:
maken: Schritt: 3 en 4


Verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: Schritt: 5 en 6

Slide 32 - Slide

Leerdoelen
 je kunt het Duitse hulpwerkwoord haben vervoegen, in de tegenwoordige tijd

Je kent een aantal superhandige zinnetjes


Slide 33 - Slide