toets voortplanting

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

welke van de volgende alternatieven bevat alleen secundaire geslachtskenmerken?

1. schaamlippen, schaamhaar, okselhaar
2. borsten, onderhuidse rondingen, zware stem
3. tepels, borsthaar, eierstokken
4. vagina, penis, baarmoeder

spermatogenese vindt plaats in

1. de eierstokken
2. het scrotum
3. de zaadkanaaltjes
4. de bijballen

FSH heeft bij mannen invloed op de

1. Sertoli cellen
2. Leydig cellen
3. spermatogonia
4. spermatocyten

de taak van Leydig cellen is

1. vorming van ABP eiwit
2. voeden van spermatogonia
3. ondersteunen van Sertolicellen
4. productie van testosteron

na sterilisatie kunnen mannen

1. geen zaadlozing meer krijgen
2. geen zaadcellen meer maken
3. geen zaadcellen door de zaadleiders laten gaan
4. geen plezier meer aan seks beleven

in de eierstokken worden de volgende hormonen gemaakt

1. FSH en LH
2. FSH en oestrogeen
3. LH en progesteron
4. oestrogeen en progesteron

het uitblijven van de menstruatie na de bevruchting komt door het hormoon

1. progesteron
2. oestrogeen
3. HCG
4. LH

het uitblijven van follikelrijping in de tweede helft van de menstruatiecyclus komt door

1. de remmende werking van oestrogeen
2. de remmende werking van progesteron
3. de remmende werking van FSH
4. de remmende werking van LH

hoe voorkomt een Mirena spiraalje een zwangerschap?

1. de eileiders worden afgesloten voor zaadcellen
2. de follikelrijping wordt geremd door FSH en LH
3. de baarmoeder is niet toegankelijk voor zaadcellen
4. de eisprong wordt geremd door progesteron

hoe heten de delingen van de bevruchte eicel in de eileider?

hoe heet de voortplantingstechniek die hier is afgebeeld?

Een lesbisch stel wil graag een kind. Een vriend wil zaaddonor zijn. Welke voortplantingstechniek zal gebruikt worden voor een zwangerschap?

syfilis kan worden behandeld met antibiotica en wordt veroorzaakt door een

1. virus
2. schimmel
3. parasiet
4. bacterie

welk deel van de vrouwelijke geslachtsorganen is het meest gevoelig voor seksuele opwinding?

de navelstreng en vruchtvliezen zijn aangelegd door

1. moeder en embryo
2. alleen de moeder
3. alleen het embryo

de placenta is aangelegd door

1. alleen de moeder
2. moeder en embryo
3. alleen het embryo

welke van onderstaande factoren kan of kunnen de menstruatiecyclus onderbreken?

1. topsport
2. anorexia
3. pilgebruik
4. zwangerschap

wat is de juiste volgorde van de volgende ontwikkelingsstadia van een embryo?

1. embryoblast - morula - blastula
2. blastula - morula - embryoblast
3. morula - blastula - embryoblast
4. blastula - embryoblast - morula

als bij een vrouw een bevruchte eicel voorkomt, waar bevindt die zich dan?

1. in de eierstok
2. in de eileider
3. in de baarmoeder
4. in de vagina

een eeneiïge tweeling ontstaat uit

1. één zaadcel en één eicel
2. twee zaadcellen en één eicel
3. één zaadcel en twee eicellen
4. twee zaadcellen en twee eicellen

rond welke dagen van de cyclus neemt de progesteronconcentratie af?

1. tussen dag 1 en 5
2. tussen dag 6 en 14
3. tussen dag 14 en 21
4. tussen dag 21 en 28

rond welke dag van de cyclus is de LH concentratie het hoogst?

1. rond dag 1
2. rond dag 6
3. rond dag 14
4. rond dag 21

wat groeit er uit het lege follikel na de eisprong?

welk orgaan wordt aangegeven met cijfer 1?

in welke (meervoud) van de genummerde stadia is een eicel aanwezig?

onder invloed van welk hormoon ontwikkelt stadium 5 zich?

wat wordt er gemeten tussen de gele kruisjes in deze echoscopie?

op welke erfelijke aandoening geeft een verdikte zwarte band tussen de gele kruisjes een verhoogd risico?

welk van de onderstaande beweringen is juist?

1. HIV en AIDS zijn beide virussen
2. HIV is een virus en AIDS een ziekte
3. HIV is een ziekte en AIDS een virus
4. HIV en AIDS zijn beide ziekten

welk orgaan wordt aangegeven met cijfer 6?

1. urinebuis
2. urineleider
3. zaadleider
4. bloedvaatje

welk orgaan wordt aangegeven met cijfer 10?

1. prostaat
2. kliertje van Cowper
3. zaadblaasje
4. blaas

welke taak heeft orgaan 8?

1. urine doorvoeren
2. sperma doorvoeren
3. stijf maken van de penis
4. vocht toevoegen aan zaadcellen

welke taak heeft orgaan 5?

1. zaadcellen aanmaken
2. zaadcellen opslaan
3. testosteron maken
4. bescherming van de teelbal

bij een combinatietest die gebruikt wordt bij Prenatale Diagnostiek, gaat het over

1. echoscopie, vlokkentest en vruchtwaterpunctie
2. echoscopie, bloedonderzoek en vlokkentest of vruchtwaterpunctie
3. echoscopie, bloedonderzoek en vlokkentest of vruchtwaterpunctie
4. echoscopie, bloedonderzoek en leeftijd van de moeder

een organisme heeft 2n=12 chromosomen, hoeveel chromosomenparen heeft dit organisme?

1. 2
2. 6
3. 12
4. 24

een cel met 2n=46 chromosomen deelt zich mitotisch, hoeveel chromosomen heeft één dochtercel?

1. 2n=46
2. 2n=23
3. n=46
4. n=23

een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-I?

1. 2n=16
2. 2n=8
3. n=16
4. n=8

een cel met 2n=16 chromosomen deelt zich meiotisch, hoeveel chromosomen heeft een dochtercel na meiose-II?

1. 2n=16
2. 2n=8
3. n=8
4. n=4

een cel heeft 2n=8 chromosomen, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de G2 fase?

1. n=4
2. n=8
3. 2n=8
4. 2n=16

een cel heeft 24 chromatiden in de G1 fase, hoeveel chromatiden heeft deze cel in de G2 fase?

1. 12
2. 24
3. 36
4. 48

een cel heeft 2n=18 chromosomen in de G2 fase, hoeveel chromosomen heeft deze cel in de daaropvolgende G1 fase na mitose?

1. n=9
2. n=18
3. 2n=9
4. 2n=18

welke van de volgende beweringen is juist?

1. meiose-I is een mitotische deling
2. meiose-II is een mitotische deling
3. meiose-I en -II zijn beide mitotische delingen
4. meiose-I en -II zijn geen van beide mitotische delingen

wat is de juiste volgorde van fasen in de mitose?

1. metafase - profase - anafase - telofase
2. profase - anafase - metafase - telofase
3. profase - telofase - metafase - anafase
4. profase - metafase - anafase - telofase

welke van de volgende stadia hoort bij de mitose?

1. metafase-I
2. anafase-II
3. profase
4. telofase-I

tijdens de metafase-I liggen de chromosomen...

1. naast elkaar in het equatoriale vlak
2. per chromosomenpaar tegenover elkaar in het equatoriale vlak
3. gegroepeerd rond beide centriolen
4. verspreid door de cel

welke van de onderstaande gebeurtenissen hoort niet bij de profase?

1. de kernmembraan verdwijnt
2. de chromosomen gaan spiraliseren
3. de chromosomen gaan rangschikken
4. er worden spoeldraden gevormd vanuit de centriolen

de chromosomen in de afbeelding zitten in één cel; hiervoor geldt ...

1. n=3 in de G1 fase
2. n=3 in de G2 fase
3. n=6 in de G1 fase
4. 2n=6 in de G2 fase