What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
KLIM OP: werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
NT2
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spelling
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Slide 1 - Slide
Doel
1. Je kent de stam van een werkwoord
2. je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen.
Slide 2 - Slide
Hoe vind je de stam van het werkwoord?
Slide 3 - Open question
De stam van een werkwoord
soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit:
geloven - en = gelov
reizen - en = reiz
lopen - en = lop
Slide 4 - Slide
De stam van het werkwoord
Als je het woord moet schrijven pas je de stam aan naar de ik - vorm
geloven - en = gelov -
de ik-vorm = geloof
reizen - en = reiz -
de ik-vorm = reis
lopen - en = lop -
de ik-vorm = loop
Slide 5 - Slide
Wat is de stam/ ik-vorm van zingen?
Slide 6 - Open question
Wat is de stam/ ik-vorm van eten?
Slide 7 - Open question
Wat is de stam/ ik-vorm van geven?
Slide 8 - Open question
Wat is de stam/ ik-vorm van vinden?
Slide 9 - Open question
De persoonsvorm spellen in de tegenwoordige tijd.
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat hebben we met
drie
mogelijkheden te maken.
Slide 10 - Slide
1. Stam
Enkelvoud - ik-vorm of jij achter het werkwoord
Schrijf alleen stam
ik loop - loop jij?
ik fiets - fiets jij ?
ik praat - praat jij?
ik vind - vind jij?
Slide 11 - Slide
2. Stam + t
Enkelvoud andere vormen, schrijf stam + t
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Slide 12 - Slide
3. Het hele werkwoord
Meervoud, schrijf het hele werkwoord
Wij lopen
Zij fietsen
Jullie praten
Fred en Laurien vinden.
Slide 13 - Slide
Welke regel pas je toe bij de ik-vorm?
A
de stam
B
stam +t
C
hele werkwoord
Slide 14 - Quiz
Welke regel pas je toe bij 'jij' achter het werkwoord?
A
Stam
B
Stam + t
C
Hele werkwoord
Slide 15 - Quiz
Welke regel pas je toe bij de het - vorm
A
stam
B
stam+t
C
hele werkwoord
Slide 16 - Quiz
Welke regel pas je toe bij jullie?
A
stam
B
stam+t
C
Hele werkwoord
Slide 17 - Quiz
Schrijf de juiste vorm op.
Vera (lopen) naar huis.
Slide 18 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Tom en Jerry (rennen) door de tuin.
Slide 19 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
(Lopen) jij met mij naar huis?
Slide 20 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Mijn oma (braden) een stukje vlees.
Slide 21 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Jij (kletsen) heel graag met je broer.
Slide 22 - Open question
Schrijf de juiste vorm op.
Kees (branden) zijn vingers aan de pan.
Slide 23 - Open question
Wat ben je te weten gekomen, wat je nog niet wist?
Slide 24 - Mind map
More lessons like this
Spelling persoonsvorm in de tt
June 2019
- Lesson with
36 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Spelling persoonsvorm in de vt
June 2019
- Lesson with
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Werkwoordspelling - persoonsvorm tt
May 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Spelling 3C
January 2021
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
2BKT - Spelling H6 - Persoonsvorm tt
March 2021
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Via Vervolg Thema 2 spelling en grammatica persoonsvorm tegenwoordige tijd
October 2022
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
Les 5 steunles spelling (persoonsvorm in de tt)
July 2017
- Lesson with
45 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
NN H.2 Taalverzorging ik-vorm van het ww klas 1
November 2020
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1