Tupker werkwoorden en woorden 3.18, 3.19, 3.20 en 3.21

• NT2
• Beroepsopleiding

Tupker werkwoorden en woorden 3.18, 3.19, 3.20 en 3.21

Wij .............. deze zomer naar Mexico.

1. laten
2. volgen
3. voelen
4. vliegen

Mijn tuin .................. heel mooi in de zomer.

1. worden
2. woord
3. wordt
4. word

Ik ................ een appartement in Rotterdam.

1. leef
2. blijf
3. huur
4. woon

Kan ik hier ook een vegetarische maaltijd ...............?

1. krijgen
2. ontmoeten
3. sluiten
4. doen

.............. jij wel eens met hond?

1. Speelt
2. Spelt
3. Speel
4. Spel

Jullie ................. de schone handdoeken in de kast.

1. vinden
2. wassen
3. meenemen
4. geven

Op Marktplaats kan je tweedehands spullen kopen en .................

1. voorkopen
2. verkopen
3. afkopen
4. doorkopen

Wie ................. de vuile glazen schoon?

1. maakt
2. haalt
3. draagt
4. zorgt

Veel kinderen ................. voor hun oude ouders.

1. zoorg
2. zorg
3. zoorgt
4. zorgen

Jij ................ de auto niet aankomen. (zien)

Wanneer zullen de politici over het voorstel ................ (beslissen)

.................... de deur dicht! (dichtdoen)

Erik ................ de hele nacht door. (dansen)

Hoe ............... je je nu? (voelen)

Jij ..................... nooit boeken bij de bibliotheek. (lenen)

Waar kan ik me ....................? (inschrijven)

Peter ................. ................. pizza met olijven. (houden van)

Wat zien je?

1. De wind waait
2. De waai windt
3. De bui waait
4. De storm windt

Wat zie je?

1. Het schijnt
2. het vriest
3. Het koud
4. het sneeuwt

Ga hier ...................!

1. rechtsaf
2. rechtdoor
3. recht
4. linksaf

Dit is .................

1. keelpijn
2. hoofdpijn
3. ziek
4. rugpijn

Zij moet naar ........

1. de artstanden
2. de tandendokter
3. de dentarts
4. de tandarts

Dit is de .................

1. vluchtstrook
2. invoegstrook
3. fietspad
4. stoep

Dit is de ...........

1. file
2. fille
3. filler
4. filé