Être et Avoir

van april tot toetsweek
klas 1
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

van april tot toetsweek
klas 1

Slide 1 - Slide

planner
* waar staat de planner?
* wat moet je allemaal gaan leren?
* waarom moet je dit leren? 
* leertips

Slide 2 - Slide

Aujourd'hui
- apprendre être & avoir

- utiliser être & avoir



Slide 3 - Slide

AVOIR
Wat weet je van het werkwoord
avoir ?

Slide 4 - Mind map

   Être
Wat weet je van het werkwoord
être ? Waar moet je op letten?
Handige tips....

Slide 5 - Mind map

AVOIR & ÊTRE
hebben
zijn

Slide 6 - Slide

être
je gaat naar een muziekvideo kijken over het werkwoord être.

Tips: zorg dat je niet wordt afgeleid
let op: het geluid is luid!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

ils (avoir)
A
ont
B
avoir
C
sont
D
a

Slide 10 - Quiz

Overhoor elkaar 
werkwoord avoir:

ik heb =...? 
enz.

Slide 11 - Slide

vous - avoir
A
vous aurez
B
vous auriez
C
vous avoiriez
D
vous avoir

Slide 12 - Quiz

avoir, je

Slide 13 - Open question

J' ... (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 14 - Quiz

Rad 1

1. je
2. tu
3. il/elle/on
4. nous
5. vous
6. ils/elles
Rad 2 

1. avoir
2. être
3. avoir
4. être
5. avoir
6. être

Slide 15 - Slide

ils (avoir)
A
a
B
as
C
ai
D
ont

Slide 16 - Quiz

Nous ... (avoir)
A
ai
B
as
C
avez
D
avons

Slide 17 - Quiz

Je (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 18 - Quiz

avoir=
A
zijn
B
hebben

Slide 19 - Quiz

Je ... (être)
timer
0:20
A
sont
B
suis
C
est
D
es

Slide 20 - Quiz

être:
vous
A
êtes
B
étés
C
été
D
ête

Slide 21 - Quiz

être ( ik ben )
A
je vais
B
j'ai
C
je suis
D
je sius

Slide 22 - Quiz

Je _____ (être)

Slide 23 - Open question

ÊTRE: hij is
A
elle est
B
il es
C
il est
D
elle es

Slide 24 - Quiz

ÊTRE: ik ben
A
je es
B
je suis
C
je est
D
je sont

Slide 25 - Quiz

être=
A
hebben
B
zijn

Slide 26 - Quiz

slim stampen
voca A 
helemaal maken

lees ze eerst een aantal keren over in je werkboek en kijk welke woorden je makkelijk kunt raden of welke woorden je al kent.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide