mercredi le 12 février (H3c-s07)

Salut!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Salut!

Slide 1 - Slide

5

Slide 2 - Video

00:07
Hoeveel stappen moet je leren om te slagen in het leven volgens de coach?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quiz

00:14
Stap 1: Wat betekent de zin: un poing levé?

Slide 4 - Open question

00:21
In stap 2, verwijst de coach naar een sport. Welke is dat?

Slide 5 - Open question

00:29
Stap 3: noteer een letter met een accent circonflexe!

Slide 6 - Mind map

00:36
Stap 4: wat betekent de zin: attrapper le bonheur?
A
geluk vermijden
B
geluk vangen
C
geluk verdienen
D
geluk geven

Slide 7 - Quiz

Menu du jour
- apprendre 2 geleerd? lire goed gemaakt?
- uitleg grammaire I: ww devoir
- oefenen

doelen:
 - je leert de theorie over het werkwoord devoir
- je kunt het toepassen



Slide 8 - Slide

apprendre 2 geleerd?

Slide 9 - Slide

lire goed gemaakt?
- afmaken LIRE exercices 5-6 p.12-15
- samen bespreken

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Maintenant le verbe devoir p.37

Slide 14 - Slide

kunnen
moeten
willen
vouloir 
pouvoir
devoir

Slide 15 - Drag question

ik moest
jij zult moeten
zij heeft (ge)moeten
jullie moeten
u zult moeten
elle a dû
je devais
vous devrez
tu devras
vous devez

Slide 16 - Drag question

Devoir (présent, passé composé, imparfait, futur)
Jij hebt gemoeten
Zij moesten
Hij zal moeten
Zij moet
Jullie moeten/ U moet
zij zal moeten
Men moet/ Wij moeten
Wij moeten
Ik moet
Je dois
Nous devons
elle devra
Ils devaient
Elle doit
il devra
On doit
Vous devez
Tu as dû

Slide 17 - Drag question

Devoir
Vorm van devoir + heel ww

   Par exemple:​
Tu dois faire des exercices! – Je moet oefeningen doen/maken!​
Il devait aller au docteur! - Hij moest naar de dokter gaan!

Slide 18 - Slide

Il FAUT

Slide 19 - Slide

Il faut
il faut + heel ww
     Par exemple:​
Il faut faire des exercices! – Jij moet oefeningen doen/maken!​
Il faut aller au docteur! -Jullie moeten naar de dokter gaan!

Slide 20 - Slide

Vertaal met ww moeten:
Tu dois écouter.

Slide 21 - Open question

Vertaal:
Il faut écouter.

Slide 22 - Open question

Et maintenant
- faire grammaire I exercices 8A-B-C p.16-17

Slide 23 - Slide

Les devoirs
- leren apprendre 6 p. 38
- leren apprendre 3 p. 37
- afmaken grammaire I ex: 8A t/m 8C p.16-17






Slide 24 - Slide