This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3 The Great Depression
Slide 1 - Slide
Waarom werden de jaren '20 de 'Roaring Twenties' genoemd?
A
Er werd veel gedanst
B
Er werd veel gerookt
C
Het was een levendige tijd
D
Kopen op afbetaling kwam opzetten
Slide 2 - Quiz
In welke zin worden de roaring twenties het best omschreven?
A
De consumptiemaatschappij bloeide op doordat er veel nieuwe, aantrekkelijke en goedkope huishoudelijke apparaten te koop waren
B
Door de Drooglegging werd de Amerikaanse misdaad bijna geheel vernietigd
C
In de nieuwe consumptiemaatschappij werden de verschillen tussen rijk en arm kleiner en discriminatie en racisme namen af.
D
Door de welvaartsgroei verdween de invloed die de KKK had op de armere delen van de bevolking
Slide 3 - Quiz
De roaring twenties werden gekenmerkt door vooruitgang en moderniseringen, maar kenden ook schaduwzijden. In welke van de volgende zinnen wordt een historisch juiste weergave van de roaring twenties gegeven?
A
1. De bevolking in de steden groeide door daling van het sterftecijfer en door de Great Migration.
B
2. De consumptiemaatschappij bloeide op doordat er veel nieuwe, aantrekkelijke en goedkope huishoudelijke apparaten te koop waren.
C
3. Met de drooglegging hoopte de Amerikaanse regering de georganiseerde misdaad onder arbeiders aan banden te leggen.
D
4. In de nieuwe consumptiemaatschappij werden de verschillen tussen rijk en arm groter en discriminatie en racisme namen toe.
Slide 4 - Quiz
Beurskrach (1)
Economie werkt op vertrouwen
Voorbeeld:
Nederlanders hebben samen 228 miljard spaargeld. We kunnen dit echter niet allemaal tegelijkertijd opnemen want zoveel contanten zijn er niet. De banken moeten 8% van het geld ook daadwerkelijk in kas hebben. We vertrouwen er op dat we het niet allemaal tegelijkertijd opnemen. Wanneer we dit wel zouden doen zouden de banken niet genoeg contanten hebben en 'klappen' (failliet gaan).
Slide 5 - Slide
Wat is een belangrijk kenmerk van 'the roaring twenties'?
A
Periode van economische achteruitgang en inflatie.
B
Periode van spanning tussen verschillende landen in Europa.
C
Periode waarin landen nieuwe wapens gingen ontwikkelen.
D
Periode vol nieuwe vormen van amusement.
Slide 6 - Quiz
Beurskrach (2)
VS verdiende veel geld aan WO I => de Amerikaanse economie groeit => Amerikanen verwachten dat de economie blijft groeien, ook na WO I => mensen kopen veel aandelen => mensen lenen geld om aandelen te kopen....
maar eigenlijk is de vraag naar producten al een tijdje aan het dalen en hebben bedrijven overschotten....(markt is verzadigd)
Slide 7 - Slide
Zwarte donderdag
Op 24 oktober 1929 barstte de zeepbel: het vertrouwen was weg
Mensen verkochten massaal hun aandelen => inklappen aandelenkoersen
Iedereen nam hun spaargeld op
Banken storten hierdoor in en verdween veel spaargeld van de gewone bevolking
Daling BNP van de VS met 40%
Enorme Werkloosheid
Slide 8 - Slide
Gevolgen
Overal in de wereld te merken
De VS kocht niks meer in het buitenland
Het Dawesplan werd direct gestopt
Ineenstorting internationale geldmarkt
Wereldwijde werkloosheid
Slide 9 - Slide
Een crisis is moeilijk om uit te komen...
Slide 10 - Slide
Economie door de tijd heen
Slide 11 - Slide
Keynes over economische dalen
De Britse econoom Keynes kwam met een nieuwe oplossing.
Keynesiaanse theorie:
In goede tijden zou de overheid de economie moeten afremmen (b.v. door verhoging van de belastingen).
In slechte tijden zou men met dat geld de economie juist moeten stimuleren (door mensen aan het werk te houden).
Hierdoor vlak je de conjunctuurgolven en dalen af en voorkom je crisissen.
Slide 12 - Slide
Hoover en de republikeinen
Hoover was een republikeinen geloofde dat de VS zich zelf ging redden.
Door weinig te doen nam de ellende juist toe.
Crisis-->Great Depression
'Prosperity is just around the corner'
-Hoover. H 1929
Slide 13 - Slide
Republikeinen zijn voor
A
veel bemoeienis van de overheid met de economie
B
een sterk federaal bestuur
C
lidmaatschap van de Volkenbond
D
vrijheden van individuen en afzonderlijke staten
Slide 14 - Quiz
Economische crisis
vanaf 1929
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Franklin D. Roosevelt
1933 Roosevelt (democraat) wordt president V.s.
werkverschaffingsprojecten Om de crisis te bezweren. (New Deal; Overheid moet investeren om meer koopkracht te genereren.)
Slide 18 - Slide
Wanneer was de Beurskrach
A
1929
B
1925
C
2008
D
1933
Slide 19 - Quiz
De Beurskrach houdt in:
A
De economische crisis van 1929
B
De daling van de welvaart
C
De ineenstorting van de aandelenkoers op de beurs van Wallstreet
Slide 20 - Quiz
Deze afbeelding past het beste bij
A
Een oorzaak van de roaring twenties
B
Een gevolg van de roaring twenties
C
Een oorzaak van de Beurskrach
D
Een gevolg van de Beurskrach
Slide 21 - Quiz
Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?
A
Duitsland heeft te grote schulden
B
Amerikanen lenen te veel
C
Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
D
Amerikanen kochten massaal aandelen
Slide 22 - Quiz
Beurskrach & Crisis
OORZAAK
Gevolg
Live now, pay later: lenen
Consumptiemaatschappij
Hoovervilles
Dalende aandelenkoersen
Stijgende productie en stijdende lonen
Dalende productie en dalende lonen
Massa-ontslagen en massa werkloosheid
Opkomst van dictators zoals Mussolini en Hitler
Slide 23 - Drag question
Een uitspraak: De Republikeinse president Herbert Hoover (1929-1933) had geen antwoord op de economische crisis omdat hij door zijn geloof in ondernemers en het vrijemarktmechanisme de overheid slechts op beperkte schaal wilde laten ingrijpen. Is deze uitspraak juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Zet in de juiste volgorde: 1. De Beurskrach in 1929 maakte een abrupt einde aan de economische voorspoed in de VS. 2. Er kwam steeds meer kritiek op de politiek van Hoover om niet in te grijpen in de economie. 3. Bij de presidentsverkiezingen van 1932 wonnen de Democraten ovetuigend van de Republikeinen. 4. De werkloosheid in de VS steeg tot grote hoogte en veel Amerikanen leden bittere armoede. 5. Onder Roosevelt ging de overheid de economische crisis actief bestrijden met subsidies en sociale wetten.