lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Wat gaan we doen vandaag?
Lesdoel
Nakijken
Voorkennis ophalen
Instructie
Zelfstandig werken
Uitleg mondeling
Einde les 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
Lesdoel
Nakijken
Voorkennis ophalen
Instructie
Zelfstandig werken
Uitleg mondeling
Einde les 

Slide 1 - Slide

Wat kun je aan het eind van de les?

Je weet wat een meewerkend voorwerp en een bijwoordelijk bepaling is. Je weet ook hoe je deze vindt in de zin.

Slide 2 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
  • Zinsdeel dat iets ondergaat
  • Wie / wat + gezegde+ onderwerp
  • Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel

Als er geen lijdend voorwerp in de zin zit, zit er ook geen meewerkend voorwerp in

Slide 3 - Slide

Voorbeeld

Pieter verdient een topsalaris


Willem Alexander leest morgen de miljoennota voor.



Slide 4 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Zij had haar aandelen voor weinig geld verkocht.
A
weinig geld
B
verkocht
C
haar aandelen
D
had

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Veel volwassenen kijken 's avonds vaak naar RTL-Boulevard.

Slide 6 - Open question

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 7 - Open question

Meewerkend voorwerp (mv)
Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp = meewerkend voorwerp

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Johan gaf zijn vriendin een nieuw horloge.


Anne schonk Rik een glas limonade in.

Slide 9 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
Marieke gaf de nieuwe voorzitter een hand.
A
gaf
B
de nieuwe voorzitter
C
voorzitter
D
een hand

Slide 10 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?
De docent zou haar een onvoldoende hebben gegeven.

Slide 11 - Open question

Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling?

Slide 12 - Open question

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bwb.

Slide 13 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Geeft antwoord op de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Gaf hij zijn zusje een oud mobieltje op haar verjaardag?

De rest (alle woorden/ zinsdelen die je overhoudt): 
Op haar verjaardag

Slide 15 - Slide

Noem de bijwoordelijke bepaling in de zin.
Gisteren gaf hij zijn moeder een bos bloemen op haar verjaardag.
A
gisteren
B
een bos bloemen
C
op haar verjaardag
D
zijn moeder

Slide 16 - Quiz

Ontleed de volgende zin (pv, ow, wwg, lv, mv, bwb).
Vanochtend gaf Jop mij het boek van Nederlands terug.

Slide 17 - Open question

Wat ga je doen?
Maak opdracht 4 op blz. 63
Extra: verdeel de zin in zinsdelen
             benoem ook: pv, ow, wwg, lv (zet dit eronder)
Zelfstandig
Stilte
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Maak opdr. 5 op blz. 64

Slide 18 - Slide