Aan het einde van dit hoofdstuk weet je meer over:
wat er in een recept moet staan;
hoe je een recept kunt omrekenen;
hoe je ingrediënten meet en weegt;
keukenapparatuur en -gereedschappen;
hoe je ingrediënten moet schoonmaken en opdelen;
bereidingstechnieken;
hoe je een gerecht moet presenteren;
hoe je de tafel dekt volgens de tafeletiquette
1 / 38
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
H9 Een maaltijd bereiden en opdienen
Aan het einde van dit hoofdstuk weet je meer over:
wat er in een recept moet staan;
hoe je een recept kunt omrekenen;
hoe je ingrediënten meet en weegt;
keukenapparatuur en -gereedschappen;
hoe je ingrediënten moet schoonmaken en opdelen;
bereidingstechnieken;
hoe je een gerecht moet presenteren;
hoe je de tafel dekt volgens de tafeletiquette
Slide 1 - Slide
Wat eten we?
In Nederland eten we meestal drie keer per dag.
De hoofdmaaltijd kent over het algemeen drie onderdelen:
Aardappelen, rijst of pasta
Groente
Vlees en vis
Natuurlijk eet iedereen anders. Ook komen er steeds meer gerechten uit het buitenland naar Nederland.
Slide 2 - Slide
Recept lezen
Een recept bestaat altijd uit een beschrijving van:
Stappen:
Was je handen.
Lees recept.
Pak de ingrediënten, weeg af.
Pak de materialen.
Begin met koken.
Slide 3 - Slide
Meten en wegen
Meten en wegen is erg belangrijk, je moet natuurlijk wel de juiste hoeveelheden van ingrediënten hebben.
Vloeistoffen kun je afmeten in een maatbeker.
Wanneer je gaat wegen is het belangrijk om te weten:
1 kg = 1000 gr
1 ons = 100 gr
1 pond = 500 gr
1 liter = 1000 cc
1 dl = 100 cc
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Keukengerei en keukenapparatuur
Met keukengerei bedoelen we pannen, messen, bakblikken, een deegrol, weegschaal en een keukenwekker. Het is het gereedschap voor in de keuken.
Keukenapparatuur is: fornuis, oven, magnetron, frituurpan.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Snijden
Wanneer je producten wilt verkleinen of vormgeven snijd je ze. Je begeleidende hand houdt het product vast. Let op dat je vingers in de vorm van een klauw staan; je duim en pink achter de andere vingers.
Er zijn verschillende snijtechnieken: brunoise, julienne, chinoise en hakken.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Bereidingstechnieken
Koken
Water kookt bij 100 graden, het borrelt en er komt stoom vanaf.
Je past deze techniek toe bij producten die helemaal gaar moeten zijn bijv. aardappelen, eieren, groenten of rijst.
Zet een deksel op de pan en draai de kookstand zo laag dat het nog net kookt ( borrelt).
2 vingers water in de pan is genoeg
Als je iets dikker willen laten koken (inkoken) kook je het op een hogere stand zonder deksel ( dan verdampt meer water)
Slide 13 - Slide
Bereidingstechnieken
Bakken ( sauteren)
Je gebruikt hiervoor een koekenpan.
Zorg ervoor dat de pan heet is en doe er wat vetstof (olie of boter) in.
Bak het product tot het gaar is en een mooie bruine kleur heeft.
Slide 14 - Slide
Bereidingstechnieken
Braden
Braden kan op het fornuis of in de oven.
Braad het vlees aan alle kanten goed aan, hierdoor ontstaat een korst. De sappen blijven dan goed bewaard.
Vervolgens gaat de deksel op de pan, en wordt het vlees op een laag vuur gaar gebrand.
Slide 15 - Slide
Bereidingstechnieken
Bakken in de oven
Techniek die je toepast voor het garen van producten waarbij er een droge, bruine korst ontstaat.
De temperatuur tijdens het afbakken varieert van 140-220 graden. Dit is per product erg verschillend, volg daarom altijd het receptuur.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Kruiden en specerijen
Kruiden en specerijen maken het eten smaakvoller.
Kruiden zijn afkomstig van een groene plant. Deze planten groeien meestal in gematigde klimaten.
Specerijen zijn gedroogde delen van een tropische plant die als smaakmaker worden gebruikt van bijvoorbeeld bloemknoppen, meeldraden, zaadjes, vruchten, bast en wortels.
Slide 19 - Slide
Voor een recept heb je 0,8 deciliter (dl) water nodig. Op de maatbeker die je gebruikt, staat de maat in milliliters. Hoeveel milliliter water heb je nodig?
A
0,08 ml
B
8 ml
C
80 ml
D
800 ml
Slide 20 - Quiz
Hoeveel gram is een pond?
Slide 21 - Open question
Welke snijtechniek is hier toegepast?
A
Brunoise
B
Chinoise
C
Julienne
D
Hakken
Slide 22 - Quiz
Welk begrip past bij de omschrijving: ‘Gedroogde onderdelen van geurige planten die vooral in tropische gebieden groeien’?
A
Houtige planten
B
Kruidachtige planten
C
Kruiden
D
Specerijen
Slide 23 - Quiz
Hoe heet het snel klein snijden van producten zoals peterselie of noten?
A
Hakken
B
Raspen
C
Schaven
D
Snipperen
Slide 24 - Quiz
Waarvoor is deze pan het meest geschikt?
A
Aardappel omelet bereiden.
B
Rundvlees stoven.
C
Soep uit blik opwarmen.
D
Stamppot bereiden.
Slide 25 - Quiz
Welke bereidingstechniek wordt hier omschreven?
‘Je smelt in een open pan boter en laat de boter lichtbruin worden. Je schroeit het vlees aan beide kanten dicht. Daarna zet je de temperatuur laag en keer je het vlees regelmatig om.’
A
Bakken
B
Roerbakken
C
Gratineren
D
Stomen
Slide 26 - Quiz
Bij welke temperatuur worden bitterballen gefrituurd?
A
Bij 60° C.
B
Bij 90° C.
C
Bij 100° C.
D
Bij 180° C.
Slide 27 - Quiz
Gerechten presenteren
Aantrekkelijk eten beïnvloedt je smaak.
Kleur, bij het uitzoeken van recepten moet je er | aan denken verschillende kleuren eten te gebruiken. Een geheel wit bord aan eten ziet er bijvoorbeeld niet aantrekkelijk uit.
Vorm Probeer eten met verschillende vormen op een bord te leggen.
Slide 28 - Slide
Gerechten presenteren
Garneren
Op het laatste moment nog iets toe voegen aan smaak, kleur en geur noemt men garneren. Denk aan kruiden en specerijen.
Tafel dekken
Zorg voor een schoon tafelkleed en fris servies en glazen. Je kunt ook kaarsen en kleurtjes gebruiken om het op te fleuren.
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Gerechten presenteren
Etiquette: de tafel wordt volgens een bepaalde manier gedekt, de tafeletiquette.
Mes en lepel: aan de rechterzijde van het bord of servet. Snijkant van het mes naar binnen, bolle kant van de lepel op tafel. Allebei aan de rand van de tafel.
Vork: aan de linkerzijde van het bord of servet. De eerste vork aan de rand van de tafel, de tweede vork verspringend naar boven.
Kopbestek voor nagerecht: aan de bovenkant van het bord of servet.
Wanneer toast en boter apart worden geserveerd, ligt op de side plate nog een botermesje. De snijkant naar links.
Slide 32 - Slide
Gerechten presenteren
Standaard couvert / à la carte couvert:
Grote vork
Groot mes
Grote lepel
Servet
Toast bordje, ook wel side plate genoemd
Wijnglas
Slide 33 - Slide
Wat is garneren?
A
Het mooi opmaken/afwerken van gerechten
B
Hetzelfde als dresseren
C
Het op smaak brengen van gerechten
D
Een kooktechniek
Slide 34 - Quiz
Waar bestaat een standaard couvert uit?
A
Bloemen, peper en zout, kaarsje of lichtje
B
Menukaart, tandenstokers, olie en azijn
C
Grote vork, groot mes, grote lepel, servet, side plate en wijnglas
D
Grote vork, groot mes, water glas
Slide 35 - Quiz
Wat is het verschil tussen kruiden en specerijen?
Slide 36 - Open question
Een product wordt snel en kort gekookt in een kookpan zonder deksel, om ze beetgaar te maken. Hoe heet deze bereidingswijze?
A
Blancheren
B
Glaceren
C
Stomen
D
Stoven
Slide 37 - Quiz
Is een kooktechniek die veel weg heeft van roerbakken.
Mise en Place
Julienne
Chinoise
Sauteren
Textuur
Garneren
Schikken
Couvert
Brunoise
Dit is de manier waarop je het eten op het bord presenteert
Dit is het tafelgerei dat de gast gebruikt om te eten en te drinken.
Op het laatste moment nog iets toevoegen aan kleur, smaak en geur
Snijtechniek, kleine blokjes van 0,5 x0,5 cm.
Snijtechniek, ruitjes van 1 tot 2 cm.
Hoe iets aanvoelt in je mond.
Voorbereidende werkzaamheden.
Snijtechniek, dunne reepjes van ongeveer 5 cm lang.