Paragraaf 1.4

Leerdoelen 1.4
  • Je kunt de verschuiving van economische activiteiten in de wereld beschrijven en verklaren
  • Je begrijpt waarom economische verschillen in de wereld toenemen
  • Je weet hoe de WTO vrijhandel bevordert
  • JE kunt internationale migratiepatronen verklaren. 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen 1.4
  • Je kunt de verschuiving van economische activiteiten in de wereld beschrijven en verklaren
  • Je begrijpt waarom economische verschillen in de wereld toenemen
  • Je weet hoe de WTO vrijhandel bevordert
  • JE kunt internationale migratiepatronen verklaren. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Opdrachten
Maak opdracht 2 en 5 van paragraaf 1.4

Slide 8 - Slide

Opdracht 1a, b

1 a De economische driehoek van Noord-Amerika, West-Europa en het zuiden en zuidoosten van Azië waar het grootste deel van de handel, investeringen en industriële productie van de wereld plaatsvindt.
 b De wereldhandel werd sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog vooral gedomineerd door de VS, West-Europa en Japan. Vanaf het einde van de twintigste eeuw is een aantal zuidelijke regio’s in opkomst, met name het zuiden en zuidoosten van Azië.

Slide 9 - Slide

Opdracht 1c, d
1c De beslissing om onderdelen van de productieketen te verplaatsen naar lagelonenlanden.
 d Multinationale ondernemingen (mno’s), ofwel multinationals. Het zijn grote, internationale bedrijven die veel kennis en kapitaal hebben. Met name dit kapitaal is belangrijk om te kunnen investeren in lagelonenlanden.

Slide 10 - Slide

Opdracht 2a
2 a Mno’s investeren in deze landen, waardoor de industriële sector groeit, er meer banen komen en de welvaart toeneemt. Deze landen ontstijgen zo de periferie en gaan tot de semiperiferie behoren. 

Slide 11 - Slide

Opdracht 2b
2b Voorbeelden van juiste antwoorden:
– gunstige wetgeving op het gebied van in- en uitvoerrechten
– gunstige wetgeving voor belasting van de winst
– gunstige wetgeving om te kunnen investeren in een land (denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid voor buitenlandse bedrijven om eigenaar te zijn van een dochterbedrijf, zoals in Mexico)
– minder strenge wetgeving op het gebied van milieu of de behandeling van werknemers

Slide 12 - Slide

Opdracht 2c, d
2c Stabiliteit in een vestigingsland is belangrijk. Een mno moet niet te veel risico lopen dat er ineens een politiek conflict uitbreekt, want dan kunnen ze de vestiging niet voortzetten en zijn ze hun investering kwijt.
 d Mno’s hebben baat bij een bevolking die hard werkt en een hoge arbeidsproductiviteit heeft. Zo kunnen zij de loonkosten per product zo laag mogelijk houden.

Slide 13 - Slide

Opdracht 3a, b
3 a Ja, je kunt zien dat er in 2011 meer handelsverkeer plaatsvindt met regio’s als China en Zuid- en Midden-Amerika dan in 1980. In 1980 waren de grootste handelsstromen vooral tussen de VS en Canada en West-Europa, en tussen West-Europa en het Midden-Oosten. Het economische zwaartepunt is dus aan het verschuiven.
 b Een aantal zuidelijke landen, zoals China en Zuid-Korea, heeft zich heel sterk ontwikkeld. Daar ontstaan onder meer mno’s van eigen bodem, die met exporten en investeringen bijdragen aan de verschuiving van het economisch zwaartepunt in de wereld.

Slide 14 - Slide

Opdracht 3c, d
c De nieuwe internationale arbeidsverdeling betekent dat de productie wereldwijd verdeeld is in productienetwerken. De grondstoffen en eindproducten worden dus in veel grotere mate getransporteerd over de wereld (van en naar fabrieken en richting eindgebruikers) dan toen er nog geen sprake was van een internationale arbeidsverdeling.
 d Als de welvaart in deze landen stijgt, komt er een grotere vraag naar producten (consumptiegoederen en kapitaalgoederen). Deze producten zullen voor een deel worden geïmporteerd. Hierdoor wordt de handelsstroom naar deze landen groter.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Opdrachten
Maak opdracht 4 - 6 van paragraaf 1.4

Slide 19 - Slide

Opdracht 4a
4 a China investeert veel in Afrika. Er zijn dus veel Chinese bedrijven actief. Als je de Chinese taal spreekt, heb je een grotere kans om bij zo’n bedrijf te gaan werken. Op deze manier vergroten scholen dus de kansen voor hun leerlingen op een betere toekomst.

Slide 20 - Slide

Opdracht 4b
4b China zet bedrijven op in Afrika en krijgt daarmee invloed op werkgelegenheid, overdracht van kennis, aanleg van infrastructuur, enzovoort. China kan bovendien (mede) bepalen waar het geld aan leningen en ontwikkelingshulp in het betreffende land naartoe moet (bijvoorbeeld naar infrastructuur, scholing, enzovoort).

Slide 21 - Slide

Opdracht 4c
4c Deze landen krijgen een steeds groter aandeel in handels- en investeringsstromen. Andere landen willen profiteren van hun export, import en investeringsgelden. Dat betekent dat landen als China meer eisen kunnen gaan stellen binnen de WTO, bijvoorbeeld op het gebied van het verlagen of juist in stand houden van invoerrechten.

Slide 22 - Slide

Opdracht 5a
5 a Door economische globalisering krijgen landen te maken met vestiging van internationale bedrijven. Over het algemeen profiteren de regio’s waar deze bedrijven worden gevestigd meer dan andere regio’s. Andersom kan het ook juist zo zijn dat internationale bedrijven de lokale producenten verdringen. Deze regio’s gaan er dan juist op achteruit ten opzichte van andere regio’s.

Slide 23 - Slide

Opdracht 5b
5b Mensen die voor internationale bedrijven werken, kunnen een deel van hun loon naar familie sturen. Als deze familie in wat meer achtergebleven gebieden woont, gaat het inkomen van deze regio ook iets omhoog. Dat zal niet zoveel zijn als de economisch succesvollere regio’s, maar het tempert wel de toename van de regionale ongelijkheid.

Slide 24 - Slide

Opdracht 5c, d
5c Vrijhandel leidt tot het afschaffen van invoerrechten en andere handelsbarrières. Producten worden daarmee goedkoper, wat betekent dat de welvaart van een land kan stijgen. Het afschaffen van handelsbarrières vergemakkelijkt ook de vestiging van buitenlandse bedrijven. Deze bedrijven kunnen op lokaal niveau producenten verdringen, waardoor de lokale bevolking juist nadeel ondervindt van economische globalisering.
 d C

Slide 25 - Slide

Opdracht 6a
6 a De migratie van noord naar zuid zal meestal niet zijn ingegeven door economische motieven, omdat over het algemeen geldt dat het in het noorden economisch beter gaat. Het is waarschijnlijker dat deze migratie om persoonlijke motieven draait, zoals emigratie naar een warmer klimaat of werken in de ontwikkelingssamenwerking.

Slide 26 - Slide

Opdracht 6b
6b Rond deze periode werden de effecten van de global shift en de nieuwe internationale arbeidsverdeling merkbaar. Binnen het zuiden waren er regio’s die profiteerden van de vestiging van bedrijven, waardoor ze zich economisch ontwikkelden. Deze regio’s hadden een tekort aan arbeiders, dus de pullfactor was een toenemende vraag naar arbeiders. In andere regio’s in het zuiden was er juist een overschot aan arbeiders die te weinig werk en kansen hadden. Daarom kwam er een stroom op gang tussen de regio’s met een tekort en regio’s met een overschot aan arbeiders. De pushfactor was het gebrek aan werkgelegenheid, kansen en welvaart in deze regio’s.

Slide 27 - Slide