1.4 Organismen en hun omgeving

1.4 Organismen en hun omgeving
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

1.4 Organismen en hun omgeving

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • uitleggen dat organismen aan hun omgeving aangepast zijn.
  • benoemen wat een soort is in de biologie.
  • verschillende samenlevingsvormen van organismen noemen.
  • uitleggen hoe verschillende soorten organismen samenwerken en/of van elkaar afhankelijk zijn



Slide 2 - Slide

Een paar belangrijke begrippen:
Soort: Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. 






Slide 3 - Slide

Soort?
Organismen behoren tot dezelfde soort

  • Als ze nakomelingen kunnen maken
  • Als deze nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 4 - Slide

Nee, het is geen soort.

Het kan geen vruchtbare nakomelingen maken.


Is een muildier/muilezel een soort?

Slide 5 - Slide

Een paar belangrijke begrippen:

Camouflage: Een organisme heeft een uiterlijk waarmee het niet opvalt in de leefomgeving




Slide 6 - Slide

Camouflage & Mimicry
  • Camouflage: niet opvallen in de omgeving.
  • Mimicry: lijken op een ander (giftig) dier

Slide 7 - Slide

Camouflage om te jagen
Camouflage om niet opgegeten te worden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Waarover gaan we het verder over hebben?
  • Voedselrelaties: herbivoor, carnivoor en omnivoor
  • Voedselrelaties: concurrentie, predatie en symbiose
  • Symbiose: mutualisme, commensalisme en parasitisme

Slide 11 - Slide

Voedselrelaties: planten, vlees of alles?
Planteneters - bijv. koeien
Plooikiezen malen het plantaardigvoedsel fijn

Vleeseters - bijv. honden
Grotere scherpere hoektanden en knipkiezen zo verscheuren ze hun prooi.

Alleseters - bijv. mensen en varkens. Zij eten plantaardig en dierlijk voedsel.
Snijtanden en hoektanden om het eten los te knippen en knobbelkiezen om het eten goed te malen

Slide 12 - Slide

Voedselrelaties: planten, vlees of alles?

Slide 13 - Slide

Voedselrelaties: concurrentie, predatie of symbiose?

Concurrentie: twee of meer organismen die vechten om hetzelfde

Predatie: dier dat overleeft door andere dieren de doden en eten

Symbiose: Twee organismen van verschillende soorten die langdurig samenleven.

Slide 14 - Slide

Voedselrelaties: concurrentie, predatie of symbiose?
Oefenen: Schrijf voor jezelf op: ..., want ...
1: Een koe en een paard samen in één weiland;
2: Een havik vangt een muis;
3: Mycorrhiza (samenlevingsvorm van schimmels en planten via de wortels);
4: Leeuwen en tijgers op de savanne;
5: Korstmossen (samenwerking tussen een alg en een schimmel op bijvoorbeeld boomstammen of gebouwen)
6: Zwaluwen die vliegjes vangen.

Slide 15 - Slide

Symbiose: mutualisme, commensalisme of parasitisme?
Mutualisme: een symbiotische relatie tussen organismen waar
beide voordeel van hebben

Commensalisme: een symbiotische relatie tussen organismen waar één organisme voordeel van heeft en het andere niet, maar ook geen nadeel

Parasitisme: een symbiotische relatie tussen organismen waar
één organisme voordeel van heeft én het andere nadeel

Slide 16 - Slide

Symbiose: mutualisme, commensalisme of parasitisme?
Oefenen: Schrijf voor jezelf op: ..., want ...
1: Een mug die jou prikt en je bloed opzuigt;
2: E-coli bacterie in je darmen;
3: Strontvliegen die mest afbreken;
4: Bloemen en bijen;
5: Lintworm in je darmen.

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
Lezen : Theorie 1.4 Organismen en hun omgeving
Maken: Opdr. 1 t/m 7

Slide 18 - Slide

Leerdoelen
  • uitleggen dat organismen aan hun omgeving aangepast zijn.
  • benoemen wat een soort is in de biologie.
  • verschillende samenlevingsvormen van organismen noemen.
  • uitleggen hoe verschillende soorten organismen samenwerken en/of van elkaar afhankelijk zijn



Slide 19 - Slide

Een paar belangrijke begrippen:
Soort: Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. 

Camouflage: Een organisme heeft een uiterlijk waarmee het niet opvalt in de leefomgeving




Slide 20 - Slide

Kunnen we van beide begrippen voorbeelden vinden in het klaslokaal?

Slide 21 - Slide