Anatomie M5 H5

Afweer van het lichaam
Wat betekent afweer?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Afweer van het lichaam
Wat betekent afweer?

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen aspecifieke afweer en specifieke afweer?

Slide 2 - Open question

Aspecifiek vs specifiek
aspecifieke afweer: tegen álle mogelijke ziekteverwekkers
specifieke afweer: immuniteit tegen 1 specifieke ziekteverwekker

Slide 3 - Slide

Benoem voorbeelden
van 1e afweerlinie.

Slide 4 - Mind map

1e afweerlinie
  • zuurgraad zweet- en talgklieren
  •  slijm trilharen luchtwegen
  • zoutzuuroplossing maag
  • urine spoelt urinewegen
  • slijm in vagina is zuur
  • goede bacteriën overal in lichaam

Slide 5 - Slide

Welke hulptroepen
in je lichaam vormen
de 2e afweerlinie?

Slide 6 - Mind map

2e afweerlinie
  • Granulocyten
  • Macrofagen
  • Killercellen
  • Interferonen 

Slide 7 - Slide

Wat zijn de verschillende fases van een ontsteking? (6)

Slide 8 - Open question

Ontsteking
huidwond > alarmstoffen worden afgegeven > histamine zorgt voor bloedvatverwijding arteriolen > geeft roodheid en warmte> toename weefselvocht = zwelling > zorgt voor druk op zenuwuiteinden> pijn> witte bloedcellen ruimen op > pus> grote ontsteking, meer zwelling +pijn geeft gestoorde functie

Slide 9 - Slide

specifieke afweer > immuniteit
Je bent immuun geworden voor specifieke ziekteverwekkers
Ziekteverwekker verraadt zijn aanwezigheid door de antigenen die hij zelf afgeeft of die aan de buitenkant vastzitten.

Slide 10 - Slide

B-lymfocyten,
wat hoort er NIET bij?
A
gevormd uit bloedstamcellen rode beenmerg
B
Kan zich razendsnel vermeerderen
C
maakt antistoffen aan
D
Doden ziekteverwekkers

Slide 11 - Quiz

T-lymfocyten;
wat hoort er NIET bij
A
Vallen de besmette cellen zelf aan
B
heet humorale immuniteit
C
kan zich razendsnel vermeerderen
D
gespecialiseerd in 1 type ziekteverwekker

Slide 12 - Quiz

Wat is het verschil tussen actieve en passieve immunisatie?

Slide 13 - Open question

vaccinatie=
A
passieve immunisatie
B
actieve immunisatie

Slide 14 - Quiz