Chapitre 1 I Grammaire - verbes reguliers et verbes pronominaux

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Bienvenue 

VWO 3

Let op: je hebt dobbelstenen nodig voor deze les!

PROGRAMME

• Parler 
• Révision
• Buts
• Grammaire
• Évaluation

Parlez en français!

• C'est qui ton meilleur ami ?
  
• Mon meilleur ami s'appelle Ali.
  
• Il est comment ?
  
• Il est sportif et sympa.
  
• Tu le connais depuis longtemps?
  
• J'ai rencontré Ali à l'école, il y a deux ans.

(1/2) Vervoeg het werkwoord 'habiter' in de tegenwoordige tijd. Dit is een regelmatig werkwoord.

(2/2) Vervoeg het werkwoord 'choisir' in de tegenwoordige tijd. Dit is een regelmatig werkwoord.

Grammaire

Je hebt net de regelmatige werkwoorden op -er en -ir herhaald. 

Er zijn ook nog werkwoorden op -re.

 Bekijk het overzicht en maak een aantekening in jouw schrift. 

Les buts

T1 - Ik kan regelmatige en wederkerende werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Wederkerende werkwoorden

zich + werkwoord / se + verbe

zich afvragen -> ik vraag mij af

se demander -> je me demande 

voornaamwoord staat vóór de persoonsvorm 

of vóór het hele werkwoord

Je me demande qui est ton meilleur ami.

Wederkerende werkwoorden

zich + werkwoord / se + verbe; voornaamwoord staat vóór de persoonsvorm of het hele werkwoord

je	me
tu	te
il/elle/on	se
nous	nous
vous	vous
ils/elles	se

Wederkerende werkwoorden

zich + werkwoord / se + verbe; voornaamwoord staat vóór de persoonsvorm of het hele werkwoord

je	me	je me demand e
tu	te	tu te demand es
il/elle/on	se	il/elle se demand e
nous	nous	nous nous demand ons
vous	vous	vous vous demand ez
ils/elles	se	ils/elles se demand ent

(1/3) Kennischeck: welk voornaamwoord + werkwoord gebruik je in het Frans?

Ik bereid me voor.

1. me prépare
2. te prépares
3. se prépare
4. nous préparons

(2/3) Kennischeck: welk voornaamwoord + werkwoord gebruik je in het Frans?

Hij poetst zijn tanden.

1. me lave
2. te laves
3. se lave
4. nous lavons

(3/3) Kennischeck: welk voornaamwoord + werkwoord gebruik je in het Frans?

Wij wandelen.

1. me balade
2. te balades
3. se balade
4. nous baladons

Jeu

Speel samen met jouw buurman/buurvrouw. 
Gooi de dobbelsteen twee keer en vervoeg de werkwoorden.

1 je

2 tu

3 il

4 nous

5 vous

6 ils

1 se réveiller

2 se lever

3 se servir

4 s'habiller

5 se dépêcher

6 s'entendre

Au travail

Fais dans ton cahier d'exercices
- ex. 31b (p.30)

- ex. 32c (p.31)

- ex. 33 (p.32)

Snel klaar? Oefen dan extra met Slim Stampen van I Grammaire.

Hoe ga jij de wederkerende werkwoorden onthouden in het Frans?