Station Lezen, zakelijke teksten BK2 perron 1

Welkom bij Nederlands!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

Magister
Kan iedereen nu in Magister?
Wie kan Magister niet in de app openen?

Slide 2 - Slide

Telefoon    in je       Kluis  

Slide 3 - Slide

Herhaling
Herhaling

Slide 4 - Slide

Pak je schrift (+pen) voor aantekenigen

Slide 5 - Slide

perron 1

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog van Lezen, zakelijke teksten?

Slide 7 - Mind map

Welke leesstrategieën ken je?

Slide 8 - Mind map

Leesstrategieën
  • verkennend lezen
  • globaal lezen
  • zoekend lezen
  • intensief lezen
  • studerend lezen 

Slide 9 - Slide


Bij verkennend lezen...
A
...probeer je de tekst te begrijpen en wil je precies weten wat erin staat.
B
...probeer je een eerste indruk van de tekst te krijgen.
C
...probeer je de tekst uit je hoofd te leren.
D
...probeer je in de tekst te vinden wat je zoekt.

Slide 10 - Quiz


Wat moet je NIET doen
bij verkennend lezen?
A
Je leest de titel en deeltitels
B
Je leest alle zinnen nauwkeurig.
C
Je kijkt naar de plaatjes
D
Je leest de eerste en de laatste alinea

Slide 11 - Quiz

Wat is globaal lezen?
A
Je bekijkt de tekst.
B
Je leest de tekst gewoon.
C
Je leest de tekst meerdere keren.
D
Je kijkt waar je informatie kan vinden in de tekst.

Slide 12 - Quiz

Wat is studerend lezen?
A
Een tekst vlot doorlezen, niet woord voor woord
B
Specifieke informatie in de tekst zoeken
C
De tekst zorgvuldig lezen
D
De tekst meerdere keren zorgvuldig lezen

Slide 13 - Quiz

Hoe moet je zoekend lezen?
A
Tussenkopjes bekijken
B
De tekst helemaal lezen
C
De eerste alinea lezen
D
Van iedere alinea één zin lezen

Slide 14 - Quiz


Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 15 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 16 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 17 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp 
Hoofdgedachte
waar de tekst over gaat
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt
1 of een paar woorden
(geen werkwoord)
1 of 2 zinnen
(onder)titel van de tekst en/of inleiding/slot
inleiding of in de slotalinea (soms combineren)

Slide 18 - Slide

Hoofdgedachte
Alinea
Onderwerp
Deelonderwerp
Leesstrategieën
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij elkaar hoort, heet een...
het onderwerp van een alinea
verkennend, globaal, zoekend, intensief, studerend lezen
Samenvatting van een tekst in één zin
Een beschrijving van een woord/een paar woorden waar de tekst over gaat

Slide 19 - Drag question

Kenmerken nieuwsberichten

Slide 20 - Slide

Kenmerken nieuwsbericht 


Welke kenmerken weet je nog?

Slide 21 - Slide

kenmerken nieuwsbericht

- Informerende tekst

- Krant

- Objectief (alleen maar feiten)

- Actueel (op dit moment belangrijk)

- Zonder eigen mening 



Slide 22 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Tussen woorden, zinnen en alinea's in een tekst bestaat een verband --> het tekstverband.

Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 23 - Slide

Tekstverbanden

Dit zijn de tekstverbanden die je kent. Leer ze uit je hoofd.

Slide 24 - Slide

tekstsoort: reclame

Slide 25 - Slide

Activeren
Tekstsoort: reclame, advertentie. 
  • Schrijver wil dat je iets gaat doen, tot actie over gaat.

Slide 26 - Slide

Wat is het tekstdoel dat hoort bij de tekstsoort 'reclame'?
A
Informeren
B
Beschouwen
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 27 - Quiz

herhaling 
Perron 2

Slide 28 - Slide

Wat is het tekstdoel?
Tekstdoel:
Bij reclame/advertenties is het tekstdoel activeren.

De opmaak helpt de schrijver om zijn doel te bereiken.

Slide 29 - Slide

Tekstdoelen
Elke tekst heeft een doel. Er zijn verschillende tekstdoelen.
  • Informeren
  • Overhalen 
  • Vermaken
  • Instructie geven 
  • Overtuigen

Slide 30 - Slide

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 31 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 32 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 33 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 34 - Quiz

Objectief en subjectief

Slide 35 - Slide

Objectief en subjectief taalgebruik

Slide 36 - Slide

Objectief of subjectief?
Mirjam heeft haar haar geverfd en nu is het groen.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 37 - Quiz

Is een feit objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief

Slide 38 - Quiz

De leerlingen hebben de Lesson Up gemaakt.
Objectief of subjectief?
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 39 - Quiz

Objectief = feit
Subjectief = mening
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Objectief of subjectief:
Hij is verdrietig
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 41 - Quiz

Is deze zin objectief of subjectief?
Het is vandaag heerlijk weer.
A
objectief
B
subjectief

Slide 42 - Quiz

recensie
vaste onderdelen;
- mening van de schrijver
- argumenten
- voorbeelden
- conclusie
kwaliteitsaanduiding

Slide 43 - Slide

Tekstverbanden: reden (argument)

Slide 44 - Slide

Tekstverband: reden
Geeft een verklaring waarom iemand iets zegt of doet

Signaalwoorden:
want, omdat, daarom

Slide 45 - Slide

Tekstdoel: Instructie geven
De schrijver wil je iets uitleggen.
Dit kan een recept zijn, of een handleiding bij een kast die je zelf in elkaar moet zetten. 

Slide 46 - Slide

Een instructie heeft als tekstdoel ...
A
uitleg geven
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 47 - Quiz

Met het tekstdoel instructie geven, wil de schrijver:
A
De lezer vermaken.
B
De lezer overtuigen.
C
De lezer informatie geven.
D
Uitleggen aan de lezer hoe hij iets moet doen.

Slide 48 - Quiz

Nu weet je alles voor je toets
Tip:

Lees thuis alle gele stukken nog eens goed door en je aantekeningen van vandaag!


Slide 49 - Slide

SUCCES MET LEREN

Slide 50 - Slide