Herhaling H3

Herhaling H3
Lesplanning:
  1. Klassikale herhaling H3
  2. Oefentoets maken en inleveren (drietallen)
  3. Afsluiting
    evt. quiz schakelingen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling H3
Lesplanning:
  1. Klassikale herhaling H3
  2. Oefentoets maken en inleveren (drietallen)
  3. Afsluiting
    evt. quiz schakelingen

Slide 1 - Slide

Overzicht H3
  • Lading, spanning, stroom, weerstand en geleidbaarheid
  • Wet van Ohm R = U/I
  • Serie- en parallelschakelingen
  • Energie en vermogen

Slide 2 - Slide

Formules op de toets

Slide 3 - Slide

Statische elektriciteit

  • Positief, negatief en neutraal geladen voorwerpen. 
  • Verschillende lading - aantrekken
  • Gelijke lading - afstoten
  • Bij een “groot” ladingsverschil bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats.

Slide 4 - Slide

Negatieve deeltjes (elektronen) kunnen zich verplaatsen. 

Slide 5 - Slide

Elektrische stroom
Bij een “groot” ladingsverschil bewegen de elektronen van een negatief geladen plaats naar een positief geladen plaats. 

Slide 6 - Slide

Het aantal ladingen dat per seconde een punt in de stroomkring passeert. 
De hoeveelheid energie dat een lading afgeeft tussen twee punten.
Geeft aan hoe sterk de stroom wordt tegengehouden.
Spanning
U (V)
Stroomsterkte
I (A)
Weerstand
R (Ω)

Slide 7 - Drag question



Spanning U(V) stroomsterkte I(A) 
en 
weerstand R(Ω)

Slide 8 - Slide

Een radio heeft een interne weerstand van 500 Ohm. De radio is aangesloten op een spanning van 230 V. Bereken het vermogen van de radio.
E = P * t
P = U * I
R = U / I

Slide 9 - Open question







  • De stroom verdeelt zich evenredig met de geleidbaarheid. 
Ubron=U1=U2=U3=...
Ibron=I1+I2+I3+...
Parallelschakelingen
Gtotaal=G1+G2+G3+...

Slide 10 - Slide







  • De spanning verdeelt zich evenredig met de weerstand. 
Ubron=U1+U2+U3+...
Ibron=I1=I2=I3=...
Rtotaal=R1+R2+R3+...

Slide 11 - Slide

R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
6
0,20
R1
20
R2
10
0,10
0,20
1
2
3
4
30

Slide 12 - Drag question

R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
12
1,8
R1
10
R2
20
0,6
1,2
2
2,4
6,7
12
30

Slide 13 - Drag question

R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
15
R1
1,1
R2
2
1,1 A
0,57
1,1
2,0
2,5
7,5
8,6
15

Slide 14 - Drag question

R (Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
R1
2
R2
2
4
1,0
1,1
2,0
2,5
3,0
6,0
8,0

Slide 15 - Drag question

R(Ω)
U(V)
I(A)
P(W)
Totaal
5,0
21
R1
2,0
R2
3,0
5,0
1,7
5,0
2,5
4,2
8,5
12,5
1,2

Slide 16 - Drag question

Oefentoets
Maak in drie of viertallen de oefentoets. Lever deze aan het einde van de les in.

Slide 17 - Slide

Quiz schakelingen
12 vragen

Slide 18 - Slide

Kees wilt drie lampjes parallel schakelen. Hierbij wilt hij dat ieder lampje apart aan of uit te zetten is door een schakelaar. Welk schakelschema moet Kees gebruiken?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz


Hoe groot is de totale spanning?

A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 20 - Quiz

Over het eerste lampje staat een spanning van 10 V. Wat is de spanning van de spanningsbron?
A
2 V
B
10 V
C
40 V
D
50 V

Slide 21 - Quiz


Hoe groot is de spanning van spanningsbron U?
A
3 V
B
6 V
C
9 V
D
12 V

Slide 22 - Quiz

De spanning van de spanningsbron is 30 V.
De weerstand R1 = 100 Ω en weerstand R2 = 200 Ω.
Bereken de spanning over R1.
A
0,1 V
B
10 V
C
20 V
D
0,001 V

Slide 23 - Quiz

Hoe groot is de stroomsterkte in deze schakeling?
A
2 A
B
3A
C
5 A
D
1,2 A

Slide 24 - Quiz

De stroomsterkte door de batterij is?
A
0.1 A
B
0.2 A
C
0.3 A
D
0.6 A

Slide 25 - Quiz


De lampjes zijn identiek.
De totale stroomsterkte is 4,0 A.
Wat is dan de stroomsterkte door lampje A?

A
8,0 A
B
4,0 A
C
2,0 A
D
6,0 A

Slide 26 - Quiz

De totale stroomsterkte is ...
A
I = U / R = 12 / 20 = 0,6 A
B
I = U / R = 12 / 40 = 0,3 A
C
I = U / R = 6 / 20 = 0,3 A
D
I = U / R = 6 / 40 = 0,15 A

Slide 27 - Quiz

De stroomsterkte
door de bovenste
weerstand is:
A
0,6 A
B
1,7 A
C
2 A
D
0,7 A

Slide 28 - Quiz

De stroomsterkte in het linker lampje is 36mA
Wat is de stroomsterkte door het rechter lampje ?
A
36 mA
B
12 mA
C
9 mA
D
4 mA

Slide 29 - Quiz


De lampjes in de schakeling zijn gelijk. Welke schakeling geeft meer licht?
A
Schakeling I
B
Schakeling II
C
Ze geven geen licht
D
Schakeling I en II

Slide 30 - Quiz

Bereken de de stroomsterkte
door de spanningsbron.
A
3,6A
B
2,5A
C
22,5A
D
9,0A

Slide 31 - Quiz

G (S)
R(Ω)
U (V)
I (A)
Totaal
13
G1
0,2
5
G2
0,5
2
9,1
1,43
2,6
0,7
13
6,5

Slide 32 - Drag question