Prestatief en recreatief

Didactiek
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Sport en organisatieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Didactiek

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Leerdoelen
  • Recreatief
  • Prestatief
  • Organisatievormen
  • Leerdoelen behaald?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt weet het verschil tussen recreatief en prestatief
  • Je kunt voorbeelden van organisatiesystemen benoemen bij recreatief en prestatief
  • Start maken etappe 12 KT2

Slide 3 - Slide

Organisatievormen
Toernooien kun je op 2 manieren organiseren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

1. organisatievormen die uiteindelijk tot een winnaar leiden (prestatieve vormen)

2. organisatievormen waarbij winnen of tegen elkaar strijden geen rol speelt (recreatieve vormen).

Slide 4 - Slide

recreatief
prestatief
Spelenkermis
Open instuif
Roulatiesysteem
Uitdaagsysteem
Afvalsysteem
Poulesysteem
Competitiesysteem

Slide 5 - Drag question

Overzicht vormen
Recreatief
Prestatief
Spelenkermis
Uitdaagsysteem
Instuif
Afvalsysteem
Roulatiesysteem
Poulesysteem
Roulatiesysteem
Competitiesysteem

Slide 6 - Slide

Recreatief
Geen vaste volgorde: instuif of spelenkermis

Vaste volgorde: roulatiesystemen 

Slide 7 - Slide

Wat weet je al van een spelenkermis/instuif

Slide 8 - Mind map

Slide 9 - Video

Kenmerken open instuif/spelenkermis
  • Deelnemers mogen doen wat ze willen in eigen volgorde 
  • Activiteiten zijn kort, afwisselend en eenvoudig
  • Iedereen moet kunnen deelnemen, maar kan ook toeschouwer zijn
  • Wordt vaak gebruikt voor kinderen
  • Opdrachten aangepast op niveau
  • Voldoende spelen klaarzetten

Slide 10 - Slide

Roulatiesystemen
Het nadeel van een open instuif is dat het erg druk kan worden bij populaire onderdelen.

Daarom kies je vaak voor rouleren. Dit noem je dan ook roulatiesystemen. Hierbij werken we altijd in een vaste volgorde

Slide 11 - Slide

Roulatiesystemen 
Roulatiesystemen vaste volgorde
  • Klokopschuifsysteem
  • Levend ganzenbord
  • Zweedsloopspel
  • Spinnenwebloop

Slide 12 - Slide

Klokopschuifsysteem
  • Meestal evenveel activiteiten als deelnemers of teams 
  • Na elke ronde schuiven ze door naar het volgende onderdeel. De spelactiviteiten zijn genummerd

Slide 13 - Slide

Levend ganzenbord
  • Het echte ganzenbordspel is de basis  met 63 nummers en een dobbelsteen.
  • Door het gooien van een dobbelsteen leggen de deelnemers een route af en voeren zij opdrachten uit. Ze kunnen de route individueel of in groepjes afleggen.
  • Bij bepaalde nummers moet je een opdracht vervullen. Bij de finish moet je precies het aantal ogen gooien. Lukt dit niet, dan moet je vooruit en weer terug. 

Slide 14 - Slide

Zweedsloopspel
  • Zelf te bepalen aantal opdrachten met een cijfer of letter.

  • Elk individu of groepje start bij een bepaalde opdracht. Is de opdracht uitgevoerd, dan gaan de deelnemers naar de volgende opdracht, totdat alle opdrachten gemaakt zijn. 

Slide 15 - Slide

Spinnenwebloop
  • Lijkt enigszins op het Zweeds loopspel.

  • Deelnemers steeds terug naar een bepaald vast punt, van waaruit de volgende opdracht gegeven wordt

Slide 16 - Slide


Korte test je kennis



Hoe goed heb je net opgelet?

Slide 17 - Slide

Wanneer je je organisatievorm bepaalt maak je eerst een keus in:
A
Binnen of buiten activiteit
B
Spelenkermis of instuif
C
Vaste volgrode of geen vaste volgorde
D
Prestatief of recreatief

Slide 18 - Quiz

recreatief
prestatief
Spelenkermis
Open instuif
Roulatiesysteem
Uitdaagsysteem
Afvalsysteem
Poulesysteem
Competitiesysteem

Slide 19 - Drag question

Wat is geen kenmerk van een spelenkermis
A
Activiteiten zijn aangepast op niveau
B
Wordt vaak gebruikt voor volwassenen
C
Activiteiten zijn kort en eenvoudig
D
je bepaalt eigen volgorde

Slide 20 - Quiz

Roulatiesystemen zijn in een vaste volgorde
A
ja
B
nee
C
Soms wel, soms niet

Slide 21 - Quiz

Dit is een voorbeeld van een:
A
Klokopschuifssysteem
B
Spinnenwebloop
C
Opschuifsysteem
D
Zweedseloopspel

Slide 22 - Quiz

Een kenmerk van het zweedse loopspel is:
A
Elk individu of groepje start bij een dezelfde opdracht
B
Het is niet verplicht alle opdrachten af te ronden
C
Zelf te bepalen aantal opdrachten met een cijfer of letter.
D
Je voert het altijd in een groep uit

Slide 23 - Quiz

Dit is een voorbeeld van:
A
Zweedseloopspel
B
Levend Ganzenbord
C
Klokopschuifsysteem
D
Spinnenwebloop

Slide 24 - Quiz