a. loopt: werkwoord, je kunt het veranderen in ‘liep’; lopende: geen werkwoord, het zegt ietsover ‘band’
b. lopend: onvoltooid deelwoord
c. lopend: geen werkwoord, het zegt iets over ‘vuurtje’
d. gelopen: geen werkwoord, het zegt iets over ‘vuurtje’
e. gelopen: werkwoord, je kunt het veranderen in ‘liep’
f. lopen: geen werkwoord, het wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord