Een grondstof bewerken

Wat hebben we geleerd?
Het bewerken van een grondstof tot een eindproduct
1 / 16
next
Slide 1: Slide
voeding en gezondheidMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat hebben we geleerd?
Het bewerken van een grondstof tot een eindproduct

Slide 1 - Slide



Je weet wat een grondstof, halffabricaat en eindproduct is. 

Slide 2 - Slide

Je kunt verschillende manieren noemen om een grondstof te bewerken.

Slide 3 - Slide

Het grootste deel van ons voedsel word gemaakt van grondstoffen uit de land en tuinbouw.
Noem 5 grondstoffen.

Slide 4 - Open question

Een appel is een?
A
Halffabricaat
B
Grondstof
C
Eindproduct
D
Ingrediënt

Slide 5 - Quiz

Wat betekend halffabricaat?
A
Dat het product door de helft is gesneden
B
Dat het product niet goed meer is
C
Dat het product gebruikt word om iets anders mee te maken
D
Dat het product lang houdbaar is

Slide 6 - Quiz

Wat betekent eindproduct?
A
Dat het product klaar is voor consumptie
B
Dat het product niet goed meer is
C
Dat het product nog verder bewerkt moet worden
D
Dat het product te gaar is

Slide 7 - Quiz

Groenten en fruit moet je eerst ............ voor gebruik
A
schillen
B
raspen
C
wassen
D
pellen

Slide 8 - Quiz

Om van een grondstof een halffabricaat of eindproduct te maken moet je hem meestal?
A
koken
B
bakken
C
bewerken
D
snijden

Slide 9 - Quiz

Wat is blancheren?
A
koken
B
lang koken
C
kort koken in water van 90°c
D
kort koken in water van 100°c

Slide 10 - Quiz

Wat is koken?
A
verhitten in water van 100°c
B
verhitten in water
C
verhitten in water van 95°c
D
verhitten in water van 90°c

Slide 11 - Quiz

Wat is bakken?
A
met weinig vetstof korte tijd tijd verhitten tussen de 140°c-160°c
B
met weinig vetstof korte tijd tijd verhitten
C
met weinig vetstof korte tijd tijd verhitten tussen de 120°c-140°c
D
met veel vetstof korte tijd tijd verhitten

Slide 12 - Quiz

wat is braden?

A
langere tijd garen bij een temp van 50-100°c
B
kortere tijd garen bij een temp van 150-250°c
C
langere tijd garen
D
langere tijd garen bij een temp van 150-250°c

Slide 13 - Quiz

Frituren doe je bij een temperatuur van?
A
150°c
B
160°c
C
170°c
D
180°c

Slide 14 - Quiz

Als je iets bereid hebt dek je het af met?
A
deksel
B
folie
C
deksel of folie
D
papier

Slide 15 - Quiz

Wat moet er altijd op een deksel of folie zitten?
A
een sticker
B
een etiket
C
een etiket met de datum en de naam van het product
D
een sticker en een etiket

Slide 16 - Quiz