2MH-week49_les2_Presentatie sport/voorbereiding SO

1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 3 - Slide

              We houden ons aan de afspraken
1. We zijn beleefd en respectvol naar elkaar. Daarom luisteren we naar elkaar
en zorgen we dat iedereen zich gehoord voelt en blij.

2. We kunnen geduldig zijn. Daarom steken we een vinger op en wachten we op de beurt om te spreken. Hiermee tonen we respect naar onze klasgenoten en de docent.

3. We zijn verantwoordelijke mensen. Daarom nemen we altijd ons boek, een pen en de lap top mee en maken we de opdrachten/huiswerk.

4. De telefoon is handig en leuk, maar om goed te kunnen leren leidt het ons af. Daarom bergen we de telefoon op in onze tas.

5. Leren in een schone klas is fijn. Daarom eten, snoepen en drinken we niet in de klas en gooien we geen dingen op de vloer. Soms hebben we een droge keel dus water is wel toegestaan.

6. We zorgen dat ons gedrag positief is en dat zorgt ervoor dat iedereen in de klas goed kan leren.

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?

  • Modalverben üben

  • Selbständig arbeiten
  • Lesson-up

  • Abschluss/Rad/Lied/Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

Am Ende der Stunde........
kan je één modaal hulpwerkwoord voor alle persoonlijke voornaamwoorden benoemen, doordat je opdrachten maakt.

Slide 6 - Slide

  •  darfst
  •  dürfen
  •  dürft
  • kann
  • kannst
  • können
  • mag
  • mögen
  • mögen

Slide 7 - Slide

Selbständig arbeiten
  • Wat: Presentatie sport of oefenen SO in Na klar online. Kies wat je wilt doen
  • Opdrachten: 
  • 4.1, 9a, 9b, 10, 11a, 12
  • 4.2 8a, 8b, 9, 10a
  • -versterk jezelf
  • -test jezelf
  •  Hulp: 
  • Teams bestanden PP presentatie sport uitleg
  • Grammatica A: modale hulpwerkwoorden op bladzijde 12
  • Grammatica B: het voltooid deelwoord op bladzijde 18
  • woordjes op bladzijde 44/45

  • Hoe: De eerste 10 minuten niet praten en geen vragen, daarna fluisterend overleggen en vragen stellen.
  • Klaar: Steek een vinger op en laat aan mij zien wat je gedaan hebt. Bekijk de samenvatting in SOM. Schrijf het schema van haben en sein op bladzijde 143 over of schrijf de woordjes van Lektion 1, 2, 3 op bladzijde 44-45. NL-DU en DU-NL

timer
5:00
timer
10:00
4.1: Test jezelf + woordtrainer
4.2: Test jezelf + woordtrainer
4.3: Test jezelf + woordtrainer

Slide 8 - Slide

Wat betekent het modale hulpwerkwoord dürfen?
A
mogen
B
durven
C
kunnen
D
houden van

Slide 9 - Quiz

Wat betekent het modale hulpwerkwoord können?
A
kennen
B
durven
C
kunnen
D
mogen

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het modale hulpwerkwoord mögen?
A
iemand aardig vinden
B
houden van
C
kunnen
D
mogen

Slide 11 - Quiz

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden verandert de stamklinker bij modale hulpwerkwoorden?
A
ich, du
B
wir, ihr, sie/Sie
C
ich, du, er, sie ,es
D
er, sie, es

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm!
Ich (mögen) ...................meine Freundin.
A
magst
B
mag
C
mögen
D
mögt

Slide 13 - Quiz

(dürfen)............... ihr noch lange bleiben?
A
darfst
B
dürft
C
dürfen
D
darf

Slide 14 - Quiz

Du (können)...................gut kochen!
A
kannst
B
kann
C
können
D
könnt

Slide 15 - Quiz

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van een werkwoord in het Duits?
A
ge + stam + t
B
stam + dt
C
ge + stam + en
D
stam + t

Slide 16 - Quiz

Wat betekent Fechten?
A
misschien
B
vechten
C
klimmen
D
schermen

Slide 17 - Quiz

Wat betekent die Lust?
A
zin hebben in
B
trots
C
ongeveer
D
de cursus

Slide 18 - Quiz

Wat betekent schade?
A
schade
B
de vakantie
C
werken
D
jammer

Slide 19 - Quiz

Hoe zeg je misschien?
A
verstehen
B
vielleicht
C
das Klettern
D
schade

Slide 20 - Quiz

Hoe zeg je het meer?
A
gegen
B
das Meer
C
der See
D
außerdem

Slide 21 - Quiz

Hoe zeg je klimmen?
A
die Ferien
B
das Fechten
C
das Klettern
D
eislaufen

Slide 22 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van lachen in het Duits?
A
lacht
B
gelacht
C
gelachen
D
lachen

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van hebben in het Duits?
A
habt
B
gehaben
C
haben
D
gehabt

Slide 24 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van zijn in het Duits?
A
gebint
B
sein
C
geseint
D
gewesen

Slide 25 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van spelen in het Duits?
A
gespiel
B
gespielt
C
gespielst
D
gespielen

Slide 26 - Quiz

Was hast du heute gelernt?
dürfen, können, mögen

Slide 27 - Slide

Hausaufgaben

Lernen: Leer de samenvatting en de woordjes voor het SO

Slide 28 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 29 - Slide

In 3 min geschafft?




Punkt für die Klasse!
In 3 min nicht geschafft?
Punkt für Dozent
Nach 3 Stunden:
Die Klasse hat die meisten Punkte?

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Tschüss

Slide 32 - Slide