bron d passé composé

ik kan de verleden tijd in het Frans maken en gebruiken 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ik kan de verleden tijd in het Frans maken en gebruiken 

Slide 1 - Slide

le programme
uitleg passé composé
maken opdracht 15 16 17

Slide 2 - Slide

le passé composé
uit welke delen bestaat de passé composé?
hoe maak je het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden die eindigen op
er
ir
re









Slide 3 - Slide

le passé composé
uit welke delen bestaat de passé composé?
hulp werkwoord avoir/être
hoe maak je het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden die eindigen op
er -> é
ir-> i
re ->









Slide 4 - Slide

ik kan voltooid deelwoorden maken er->e
eten = manger
gegeten = 
werken = travailler 
gewerkt = 
praten = parler
gepraat = 

Slide 5 - Slide

ik kan voltooid deelwoorden maken ir->i
eindigen = finir
geëindigd = 
kiezen = choisir
gekozen =
blozen = rougir
gebloosd = 

Slide 6 - Slide

ik kan voltooid deelwoorden maken re->u
verkopen = vendre
verkocht =
wachten = attendre
gewacht =
horen = entendre
gehoord =  

Slide 7 - Slide

hulpwerkwoord hebben = avoir
gebruik avoir als je in het Nederlands hebben gebruikt.
j'ai
tu as
il/elle a
nous avons
vous avez 
ils/elles ont
hulpwerkwoord zijn=être
gebruik être als je in het Nederlands zijn gebruikt.
je suis
tu es
il/elle est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont

Slide 8 - Slide

hulpwerkwoord hebben = avoir
gebruik avoir als je in het Nederlands hebben gebruikt.
j'ai
tu as
il/elle a
nous avons
vous avez 
ils/elles ont
avoir:
1 vorm van voltooid deelwoord
j'ai mangé
tu as mangé 
il/elle a mangé
nous avons mangé 
vous avez mangé
ils/elles ont mangé

Slide 9 - Slide

oefenen page 106 
ensemble exercice 15  

Slide 10 - Slide

hulpwerkwoord zijn=être
gebruik être als je in het Nederlands zijn gebruikt.
je suis
tu es
il/elle est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
4 verschillende vormen van voltooid deelwoord
il est resté
elle est restée
ils sont restés
elles sont restées

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

oefenen page 107 en 108
ensemble exercice 16 en 17 

Slide 13 - Slide