Herhalingsles par. 4.1 en 4.2

Studiewijzer
07/02: Par. 4.2 Revolutie in Amerika
09/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
14/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
16/02: Herhaling 
21/02: SO §4.1 t/m 4.2 
23/02:  - 
Voorjaarsvakantie
06/03: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
09/03: Par. 4.4 Revolutie in Nederland
13/03: Par. 4.4 Revolutie in Nederland
16/03: Par. 4.4 Revolutie in Nederland
21/03: Voorbereiden TWT
23/03: Studiedag 
TWT 3

TOETSWEEK P3
H4
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Studiewijzer
07/02: Par. 4.2 Revolutie in Amerika
09/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
14/02: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
16/02: Herhaling 
21/02: SO §4.1 t/m 4.2 
23/02:  - 
Voorjaarsvakantie
06/03: Par. 4.3 Revolutie in Frankrijk
09/03: Par. 4.4 Revolutie in Nederland
13/03: Par. 4.4 Revolutie in Nederland
16/03: Par. 4.4 Revolutie in Nederland
21/03: Voorbereiden TWT
23/03: Studiedag 
TWT 3

TOETSWEEK P3
H4

Slide 1 - Slide

4. Pruiken en revoluties
4.1 De pruikentijd
Tijdvak 7
Pruiken waren de mode tussen 1700 en 1800

Slide 2 - Slide

Bijeenkomsten in de salons

Ideeën van Voltaire en
Rousseau discussieren

Slide 3 - Slide

1. De Nederlandse economie (1)
Door de Gouden Eeuw zijn er in de 18e eeuw veel rijke handelen in Nederland.

Toch gaat de economie heel erg achteruit: de nijverheid gaat slechter en de VOC maakt steeds minder winst.

Werkloosheid en armoede nam toe.

Geldbanken doen het wel goed: rijke mensen lenen geld aan de bank tegen een rente.

Slide 4 - Slide

De Nederlandse economie (2)
Regenten (bestuurders), kooplieden en handelaren waren rijk. 

Woonden in grote grachtenpanden  in Amsterdam of in grote buitenhuizen (langs de Vecht). 

Amsterdam was nog steeds het financiële centrum van Europa: waar ondernemers en overheden van heel Europa geld leenden.

Slide 5 - Slide

1700: Nederland verloor zijn economische voorsprong

  • Opkomst van Groot-Brittannië.
 
  • Handel en nijverheid bloeidde in Frankrijk. 
Maar er waren ook veel problemen in Frankrijk...

Slide 6 - Slide

De drie standen
In de middeleeuwen had je in de samenleving drie standen:
Geestelijken
Adel
Boeren
Elke groep heette  een stand. Letterlijk waar jij staat in de maatschappij, wat jouw plek is. 

Slide 7 - Slide

De standenmaatschappij
De standenmaatschappij was oneerlijk. Eerste twee standen hadden privileges (voorrechten)

Slide 8 - Slide

De eerste stand: de geestelijkheid. 
Tweede stand: adel
Eerste en de tweede stand hadden privileges:
  • (bijna) geen belasting betalen
  •  eigen rechtbank
  •  adel en geestelijkheid bezaten grond.

Slide 9 - Slide

De derde stand
Boeren in het platteland en de burgers in de steden. 

  • De burgers in de steden: sommige waren rijk, intellectuelen, hadden kritiek op de standenmaatschappij.
 Betaalde belasting, maar mochten niet meeregeren!

  • Boeren: moesten pach betalen en allerlei andere kosten voor hun heer. 

Slide 10 - Slide

Problemen...
  • Indirecte belastingen: belasting die wordt betaald door aankoop van producten
  • Als de belastingen werden verhoogd moesten boeren dat betalen. 
  • Rijke burgers konden wel belasting betalen, maar wilden daarvoor graag inspraak in het bestuur. 

Kortom: 3de stand betaalde alle beslasting maar werden steeds armer.

Ontevredenheid overheerst!

Slide 11 - Slide

Leg de afbeelding uit

Wie zie je?

Wat is de boodschap van de maker?

Slide 12 - Slide

Vorige les...
De handel bloeit in de havens van Frankrijk.

Maar: er is ook grote armoede onder boeren en arbeiders
Standenmaatschappijmaatschappij waarin de bevolking is verdeeld in standen met eigen rechten en plichten.

1e en 2e stand hebben meer privileges:
- Ze betalen minder belasting
- Boeren met pacht betalen aan hun heer




Slide 13 - Slide

De Verlichting
Beweging van mensen die vinden dat met het verstand (de rede) alles kan worden verklaard en dat de maatschappij op het verstand gebaseerd moet zijn. 

Door rationeel te denken zou de wereld beter en gelukkiger worden. 

Ontstond in de 18e eeuw in de westerse landen. 

Slide 14 - Slide

In wat geloven de aanhangers van de verlichting (verlichte denkers)? (1)


  • Armoede en ellende het gevolg waren van domheid en onwetendheid. 

Diderot en d'Alembert: Encyclopédie vanaf 1751. 
 

Slide 15 - Slide

In wat geloven de aanhangers van de verlichting (verlichte denkers)? (2)
  • Godsdienst is niet iets wat je kan bewijzen, daarom moeten mensen uit verschillende geloven verdraagzaam tegenover elkaar zijn. 
  •  God grijpt niet rechtstreeks in het leven van de mens. Alles is een gevolg van menselijk handelen en natuurwetten. 
  • Andere mensen geloofden helemaal niet meer in een god. Zij werden atheïst

Slide 16 - Slide

Voltaire
  • De aanstichter van de de Franse Revolutie.
  • Voor vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. 
  • God had de wereld geschappen, maar bemoeide zich er verder niet meer mee. 

  • "Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.

Slide 17 - Slide

Kritiek
De gedachte dat mensen met hun verstand (de ratio) alles konden begrijpen en verklaren leidde tot kritiek op de standenmaatschappij.
 
Alle mensen waren van nature gelijk!

Slide 18 - Slide

Verlichters denkers willen gelijke rechten. 
  • Mensenrechten: rechten die voor iedereen gelden, bijv. vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. 
  • Rechtsstaat: een staat waarin de wet voor iedereen gelijk is en iedereen, ook de koning, aan de wet  moet houden. 
  • Grondwet: papier waar staat hoe het land werd geregeerd en de rechten van de burgers zijn.

Slide 19 - Slide

John Locke
Volkssoevereiniteit: vorsten en regeringen krijgen hun macht niet van God, maar van het volk!

Als de koning of regering hun macht misbruiken of ongeschift zijn, mag het volk ze afzetten en een andere aanwijzen. 

Slide 20 - Slide

Lodewijk XIV
Lodewijk XVI

Slide 21 - Slide

Montesquieu: Trias Politica
(driemachtenleer)

Slide 22 - Slide

Verlicht absolutisme
Uitvoeren van aantal ideeën uit de Verlichting.

Bijv.: Catharine de Grote (Rusland)
Frederik de Grote (Pruisen)

Slide 23 - Slide

De Amerikaanse Revolutie

1765 - 1791 

Slide 24 - Slide

De Amerikaanse Revolutie begint
  • Engelsen stichtten vanaf 1607 dertien kolonies aan de Amerikaanse oostkust.
  • Drie bevolkingsgroepen:
  1.  Amerikanen
  2. Afro Amerikanen, vooral in het zuiden van het land.
  3. Indianen (Native Americans)

  • In de Britse kolonies woonden mensen met een Europese achtergrond = Amerikanen.
  • Iedere kolonie had zijn eigen parlement.
New York werd een bloeiende handelstad. 

Slide 25 - Slide

Engeland verhoogd de belastingen...
De kolonisten moesten:
  • Invoerrechten betalen op producten uit Engeland. 
  • Alleen grondstof leveren, geen nijverheidsproducten. 
  • Invoerrechten op suiker, glas en thee.
  • Stamp Act: belasting op alle drukwerk!

Slide 26 - Slide


Reactie van Amerika:
Afgevaardigden van de Engelse kolonies kwamen voor het eerst bijeen tegen de belastingen!

"NO TAXATION WITHOUT REPRESENTATION"

Slide 27 - Slide

Het verzet
Vanaf 1765: de Amerikaanse Revolutie

1774: het Congres, waarin afgevaardigden uit alle dertien kolonies zaten. 

1775: Onafhankelijkheidsoorlog

1783: dekolonisatie (onafhankelijk worden van kolonies) 

Slide 28 - Slide

Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog
1775- 1783
Leider: George Washington

Thomas Paine: Het is in strijd met de rede dat een heel continent werd geregeerd door een eiland. Breken met Groot-Brittannië!



Slide 29 - Slide

Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog
2 juli 1776: congres riep het onafhankelijkheid uit van de VS.

4 juli 1776: Onafhankelijkheidsverklaring, geschreven door Thomas Jefferson. 

Slide 30 - Slide

Thomas Jefferson
Schrijft de onafhankelijkheidsverklaring en was aanhanger van de Verlichting.

Verlichte principes in de onafhankelijkheidsverklaring:
- Alle mensen zijn gelijk
- Leven, vrijheid en nastreven van geluk
- Het volk heeft het recht om een slechte regering af te schaffen en een nieuwe in te stellen. 

Slide 31 - Slide

Hoe verliep de onafhankelijkheidsorlog?
1774: het Congres, waarin afgevaardigden uit alle dertien kolonies zaten.
1775: Onafhankelijkheidsoorlog
4 juli 1776: Onafhankelijkheidsverklaring, geschreven door Thomas Jefferson met verlichte principes, leidde tot enthousiaste reacties.

Verlichte ideeën worden vastgesteld in een staatsdocument!!!


Slide 32 - Slide

Hoe verliep de onafhankelijkheidsorlog?
Frankrijk probeer de macht van het Verenigd Koninkrijk te verzwakken. Ze erkende als eerste land de VS en stuurde troepen. 

Slide 33 - Slide

De VS onafhankelijk

1781: De Britten geven het oorlog op. 

1783: vrede en de VS WORDT ONAFHANKELIJK

De eerste demoratische revolutie: een ingrijpende politieke verandering waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. 

Slide 34 - Slide





1783, Vrede van Parijs

Slide 35 - Slide

Het bestuur van de Verenigde Staten
1787 : De VS krijgt een grondwet (hoe de staat wordt geregeerd en wat de grondrechten zijn)

  • Bondsstaat of federatie
  • Driemachtenleer (Trias Politica) van Montesquieu
  • Grondrechten (Bill of Rights): 
- zoals godsdienstvrijheid en meningsuiting,
recht op een eerlijk proces en wapenbezit.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Het bestuur van de VS
Trias politicas:

Wetgevende macht: het congres (federale parlement) bestaat uit
  • het Huis van Afgevaardigden (afhankelijke van hun inwonerstal) 
  • de Senaat (2 afgevaardigden van alle staten).

Slide 38 - Slide

Het bestuur van de VS
Trias politicas:

Uitvoerende macht:
de president, gekozen via verkiezingen om de vier jaar. 

Had iedereen kiesrecht?

Slide 39 - Slide

Het bestuur van de VS
Trias politica

Rechterlijke macht: het federale Hooggerechtshof, met daarin de hoogste rechters. 

Kunnen wetten of besluiten verbieden die in strijd zijn met de grondwet. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide