Taak 2: rekenen met procenten

Rekenen met procenten

1 / 29
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Rekenen met procenten

Slide 1 - Slide

Deze les

1. Percentage berekenen
2. toe- en afname in %

Slide 2 - Slide

Even herhalen

Slide 3 - Slide

Farah ontvangt per jaar 8% vakantiegeld. Haar jaarsalaris is €2400. Hoeveel vakantiegeld ontvangt Farah per jaar?
A
€240
B
€480
C
€192
D
€880

Slide 4 - Quiz

Ida ontvangt per jaar 3% rente op haar spaarrekening. Er staat €600 op haar spaarrekening. Hoeveel rente ontvangt
Ida na 1 jaar?
A
€3
B
€6
C
€12
D
€18

Slide 5 - Quiz

3 deelnemers vallen in week 1 af. 
Hoeveel % van de deelnemers valt in week 1 af?

Slide 6 - Slide

Berekening:
Totaal = 100 %  = 15 deelnemers  
Deel = 3 deelnemers = .........%

Formule:     deel    x 100%                                         x 100 = 20%
                       totaal                                                        15

Slide 7 - Slide

Marieke heeft 2 zakken appels. Elke zak heeft 15 appels. 
6 appels zijn verrot. Hoeveel % van de appels is verrot?

Slide 8 - Slide

Een school heeft 200 leerlingen
130 van de leerlingen is een meisje.
Hoeveel % van de leerlingen is een meisje?
A
35
B
45
C
55
D
65

Slide 9 - Quiz

Een sportclub heeft 650 leden.
312 leden doen aan voetbal.
Hoeveel % van de sporters doen aan voetbal?
A
32%
B
42%
C
48%
D
65%

Slide 10 - Quiz

Een bedrijf ontslaat 240 van zijn
4000 medewerkers. Hoeveel %
van de medewerkers wordt ontslagen?

Slide 11 - Open question

Uit onderzoek onder 3500 treinritten
blijkt dat de trein 280 keer te laat
vertrekt. Hoeveel % van de treinen
vertrekt te laat?
A
8%
B
7%
C
6%
D
5%

Slide 12 - Quiz

Pim verdient €375 per maand bij met een bijbaantje. Hiervan geeft zij €112,50 uit aan kleding.
Hoeveel % van haar salaris besteedt Pim aan kleding?
A
45%
B
40%
C
35%
D
30%

Slide 13 - Quiz

Toe- en afname in procenten

Slide 14 - Slide

Op een school zitten 240 leerlingen. 15% van de leerlingen meldt zich minimaal 2x per maand ziek.
Hoeveel leerlingen melden zich minimaal 2x per maand ziek?
A
15
B
24
C
36
D
40

Slide 15 - Quiz

Thijs koop een nieuwe fiets. Hij maakt
gebruik van de korting. Normaal kost
de fiets €540. Hoeveel moet Thijs betalen?

Slide 16 - Open question

Nadia heeft €345 op haar spaarrekening. Zij ontvangt jaarlijks 2% rente. Hoeveel staat er na een jaar op de bankrekening van Nadia?
A
€690
B
€355
C
€353,50
D
€351,90

Slide 17 - Quiz

In 2023 wil Nederland 95.000 nieuwe woningen bouwen. Hiervan is 12% bestemt voor studenten. Hoeveel van de nieuwe woningen is bestemt voor studenten?
A
11.400
B
11.500
C
11.600
D
12.000

Slide 18 - Quiz

In een park in Amersfoort liepen gemiddeld op een dag 240 mensen. Sinds corona is dit aantal met 35% gestegen. Hoeveel mensen lopen er nu gemiddeld op een dag door het park?
A
84
B
324
C
384
D
266

Slide 19 - Quiz

De prijs van dit artikel is door
inflatie dit jaar met 15% gestegen.
Wat kost het artikel nu?

Slide 20 - Open question

Door elkaar

Slide 21 - Slide

Ilan loopt een marathon. Hij heeft
6 km van de marathon afgelegd. Dit is 15% van de totale afstand. Hoe lang is de marathon?
A
25km
B
30km
C
35km
D
40km

Slide 22 - Quiz

Op een volle batterij gaat een laptop 4 uur mee. De laptop heeft nog 35%. Hoe lang werkt de laptop nog?
A
240 minuten
B
180 minuten
C
156 minuten
D
84 minuten

Slide 23 - Quiz

Normaal kost een treinkaartje van Groningen naar Rotterdam €24,50. Met een abonnement krijg je 40% korting. Hoeveel kost het treinkaartje met een abonnement?
A
€9,80
B
€13,50
C
€14,70
D
€15

Slide 24 - Quiz

Hoeveel % is man?
A
30%
B
40%
C
60%
D
75%

Slide 25 - Quiz

Ilan koopt een doos met 20 eieren. Hij gebruikt 75% van de eieren. Hoeveel eieren blijven er over?

Slide 26 - Open question

15% van de Nederlanders kan de stad Groningen niet aanwijzen op de kaart. In Nederland wonen 17 miljoen mensen. Hoeveel mensen kunnen Groningen niet aanwijzen op de kaart?
A
2.550.000
B
255.000
C
2,5 miljoen
D
1,5 miljoen

Slide 27 - Quiz

Joost koopt een jas in de aanbieding. Eerder kostte de jas €110 Nu kost de jas €77. Hoeveel % korting heeft Joost gekregen?
A
70%
B
50%
C
30%
D
25%

Slide 28 - Quiz

Einde van de les

Slide 29 - Slide