Lesdoel: in deze les leer je woorden schrijven die eindigen op -enen, -eren of -elen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Spellingles -eren, -elen, -enen
Lesdoel: in deze les leer je woorden schrijven die eindigen op -enen, -eren of -elen
Slide 1 - Slide
(geschikt vanaf groep 6)
Start van de les:
- Vertel het lesdoel van de les
- Vraag aan de leerlingen of ze al een paar woorden kunnen bedenken die eindigen op -enen, -eren of -elen. Deze woorden kunnen de leerlingen op de volgende slide opschrijven in het woordweb.
Slide 2 - Mind map
Wanneer leerlingen op deze slide zijn kunnen zij laten zien welke woorden zij al kennen die eindigen op -enen, -eren of -elen.
Vraag vervolgens aan de leerlingen waarom deze woorden lastig kunnen zijn om goed op te schrijven.
Slide 3 - Slide
Instructie
- Laat de volgende 3 posters zien. Vertel aan de leerlingen waar zij op moeten letten bij het schrijven van de woorden.
Laat de leerlingen het woord op elke poster hardop zeggen zodat zij de uitspraak ook goed horen.
Slide 4 - Slide
This item has no instructions
Slide 5 - Slide
This item has no instructions
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 6 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
De leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 7 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 8 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 9 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 10 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 11 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 12 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 13 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 14 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 15 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 16 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 17 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 18 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 19 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 20 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
Luister en schrijf het woord goed op
Slide 21 - Open question
De leerlingen gaan nu oefenen met het toepassen van de juiste spelling.
Klassikaal: de leerkracht laat het fragment horen en de leerlingen schrijven het woord goed op, op hun eigen device. De antwoorden verschijnen op het digibord.
hag....
oplev....
tek....
-enen
-elen
-eren
Slide 22 - Drag question
Sluit de les af met deze interactieve sleepvraag:
- Laat de leerlingen het juiste deel van de woorden naar de juiste uitgang slepen.