Project grammatica spelling en formuleren les 2

Project grammatica spelling en formuleren

woordsoorten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Project grammatica spelling en formuleren

woordsoorten

Slide 1 - Slide

Deze les

- Lesdoel
- Terugblik/voorkennis
- Uitleg
- Aan de slag

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je weet wat de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel zijn.

Je kunt de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel vinden.

Slide 3 - Slide

Trechter
zinsdelen->woordsoorten

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Ik loop het liefst naar school.
A
Ik
B
loop
C
het liefst
D
naar school

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Ik loop het liefst naar school.
A
Ik
B
loop
C
het liefst
D
naar school

Slide 6 - Quiz

Verdeel de volgende zin in zinsdelen:
De kat slijpt zijn nagels aan de bank.

Slide 7 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
De kat slijpt zijn nagels aan de bank.
A
De kat
B
slijpt
C
zijn nagels
D
aan de bank

Slide 8 - Quiz

Wat klopt er niet aan de taal in deze krantenberichten?
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Het eenzame schaap in de Schotse Hooglanden is na twee jaar gered.

De waterkwaliteit van de Nederlandse sloten en plassen blijft slecht.

Het Noorderlicht was op veel plekken in Nederland te zien.

Slide 10 - Slide

Weggelaten woorden
functiewoorden
bijvoorbeeld: lidwoord en voorzetsel
Het eenzame schaap in de Schotse Hooglanden is na twee jaar gered.

inhoudswoorden
bijvoorbeeld: zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord.
Het eenzame schaap in de Schotse Hooglanden is na twee jaar gered.

Slide 11 - Slide

Vraagje
Wat is het verschil tussen
het schaap en een schaap?

Slide 12 - Slide

Vraagje
Wat is het verschil tussen
het schaap en een schaap?

het schaap (dat daar loopt) = een bepaald schaap
een schaap = een onbepaald schaap

Slide 13 - Slide

Aan de slag
- Ga weer in de groepjes zitten.
- Lees goed in het boekje wat je moet doen.
- Ik loop rond -> eerst zelf goed lezen (ook de theorieblokjes).

Maken Grammatica woordsoorten hs. 1 opdracht 1, (3, 4,) 5, (6,) 9 (p. 52-55).
Maken Grammatica woordsoorten hs. 2 opdracht 1, (4,) 5, (8,) 9, 10 (p.117- 121). Online!

Iedereen maakt de opdrachten.

De opdrachten tussen haakjes maak je als laatste.

10 minuten voor tijd nabespreken.

Slide 14 - Slide

Lesdoel
Je weet wat de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel zijn.

Je kunt de woordsoorten zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel vinden.

Slide 15 - Slide

controlevragen
  • Wat is het verband tussen een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord?
  • Welke soorten zelfstandige naamwoorden heb je?
  • Welke soorten bijvoeglijke naamwoorden heb je?
  • Welke zinsdelen kunnen de woordsoorten lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord zijn?
  • Wat is het verband tussen de vorige les en deze les? 


Slide 16 - Slide