Lezen H4, les 3 + Woordraadstrategie H3

Programma 2 lesuren

BIEBBOEK + (pasje) regelen voor de toetsweek!
1) Opdracht en bespreken
2) Maken opdracht 4 en bespreken
3) Theorie Woordenschat H3
4) Opdrachten


1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Programma 2 lesuren

BIEBBOEK + (pasje) regelen voor de toetsweek!
1) Opdracht en bespreken
2) Maken opdracht 4 en bespreken
3) Theorie Woordenschat H3
4) Opdrachten


Slide 1 - Slide

Lesdoel H4 Lezen
Ik ken en herken 4 verschillende tekstverbanden: chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verbanden. Ik kan deze tekstverbanden herkennen aan hun signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Opdracht en bespreken
Je krijgt van je docent een opdracht. Je maakt
deze opdracht alleen!
Ben je klaar dan ga je verder/begin je met 
opdracht 4 op blz. 106!
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Maak nu
(de rest) van opdracht 4. Je mag dit samen met je buurman/-vrouw doen!

Ben je klaar? Maak dan ook de steropdracht (opdracht 5)!
timer
7:00

Slide 4 - Slide

Bespreken
Opdracht 4 (en opdracht 5)Let op: geef antwoord in hele zinnen. Herhaal een deel van de vraag in je antwoord (behalve bij meerkeuzevragen).
Zijn er vragen over Lezen H1 t/m H4?

Slide 5 - Slide

Woordenschat
1) Theorie Woordenschat H3
2) Opdracht maken en bespreken
Klaar? Stripje afmaken!

Slide 6 - Slide

Woordraadstrategieën
Als je de betekenis van een woord in de tekst niet weet, dan kun je verschillende strategieën gebruiken om achter de betekenis te komen.

In H1 en H2 van Woordenschat heb je gehad:
  •  zoek een synoniem (zie Woordenschat H1)
  •  zoek een omschrijving of definitie

Slide 7 - Slide

Woordraadstrategie H3
Ook voorbeelden worden vaak gebruikt om moeilijke woorden uit te leggen.

Een voorbeeld wordt vaak gebruikt:
  • na een dubbele punt
  • na een signaalwoord (zoals, bijvoorbeeld, neem nou, denk aan..)
  • voorafgaand aan een moeilijk woord of begrip

Slide 8 - Slide

 Opdracht maken en bespreken
Bedenk in tweetallen verschillende voorbeelden bij deze woorden:
1) openbaar vervoer
2) politieke partijen
3) insect
Zet deze woorden en de voorbeelden in een zin, waarbij je steeds een ander signaalwoord gebruikt! Een voorbeeld hiervan is:
schoolvak                  Op school heb je verschillende schoolvakken, zoals wiskunde, biologie en Frans.


timer
5:00

Slide 9 - Slide

Opdracht en bespreken
Maak vraag 1 en 2 van opdracht 1 Woordenschat H3, op blz. 85
Klaar? Kom een stripje halen bij de docent!

Vanmiddag na het 7e uur: vakhulp in dit lokaal

Slide 10 - Slide