Les 41 - H4- Woordenschat /Een tegenstelling zoeken

Planning
Huiswerkcontrole + nabespreken
Uitleg H4 - Woordenschat/ tegenstellingen
Aan de slag!
Quizizz (verwijswoorden)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning
Huiswerkcontrole + nabespreken
Uitleg H4 - Woordenschat/ tegenstellingen
Aan de slag!
Quizizz (verwijswoorden)

Slide 1 - Slide

Wat was het huiswerk?
H5- Taalverzorging -Verwijswoorden vanaf blz. 134

Afmaken: opdracht 1 en 2
+
De brug vanaf blz. 229
Maken: opdracht 1 t/m opdracht 4

Inleveren schrijfopdracht: Shayr









Slide 2 - Slide

Woordenschat H4
Blz. 102

Slide 3 - Slide

Lesstof woordenschat
H1 - Synoniem zoeken
H2 - Omschrijving zoeken                                          Toets 1
H3 - Voorbeeld zoeken
-----------------------------------------------------------------------
H4 - Tegenstelling zoeken
H5 - Bekend woorddeel zoeken                              Toets 2
H6 - Woordenboek gebruiken

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen?
- Huiswerkcontrole + nabespreken
- Kort herhalen 'oude' theorie Woordenschat (h1 t/m h3). 
- Uitleg tegenstelling zoeken.
- Oefenen adhv boek

Slide 5 - Slide

Woordraadstrategie
Elk hoofdstuk is een andere woordraadstrategie.

Gebruik je om lastige woorden in een tekst te begrijpen. Je gebruikt de kennis die je al wel hebt.



Slide 6 - Slide

Woordraadstrategie

Slide 7 - Slide

Synoniem - H1?

Slide 8 - Slide

Synoniem - H1
Woorden met ongeveer dezelfde betekenis.
   Ken je het ene woord niet, dan ken je het andere woord                     misschien.


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Omschrijving - H2

Slide 11 - Slide

Omschrijving - H2
Soms staat een moeilijk woord in de tekst uitgelegd. Dat kan in een andere zin staan of tussen haakjes.

Een baby wordt in de eerste week gecheckt door iemand van het CJG. Dit is een instantie die....etc.


Slide 12 - Slide

Voorbeeld - H3
Kun je herkennen aan: 

Slide 13 - Slide

Voorbeeld - H3
Kun je herkennen aan: - Een dubbele punt.
                                                 - Haakjes (.....).
                                                - Woorden zoals bijvoorbeeld, als, zoals.

Je volgt op school meerdere vakken, zoals: Nederlands, wiskunde...

Slide 14 - Slide

Wat is een tegenstelling?
Zwart......................................?
Meisje.....................................?
Nacht......................................?
Ik hou van snoep, maar ik eet het niet.

Slide 15 - Slide

Tegenstelling - H4
Herken je vaak aan signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.

Ik speel graag buiten, maar ik hou niet zo van dit koude weer.

Wat staat hier tegenover elkaar?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Wat is een synoniem?
A
Voorbeeld
B
Tegenovergestelde van een woord
C
Hetzelfde woord met een andere betekenis
D
Ander woord met zelfde betekenis

Slide 18 - Quiz

Tegenstelling singaalwoorden: 
- maar                                                   - hoewel
- anderzijds                                        - aan de andere kant 
- daarentegen
- echter
- evenwel

Slide 19 - Slide

Benoem het signaalwoord: Gisteren wilde ik in de tuin zitten, maar helaas moest ik binnen huiswerk maken.
A
maar
B
helaas
C
gisteren
D
binnen

Slide 20 - Quiz

Benoem elkaars tegengestelde: Max Verstappen is de beste coureur, maar Lionel Messi is de beste voetballer.
A
Max - Lionel
B
Verstappen - Messi
C
is - maar
D
coureur - voetballer

Slide 21 - Quiz

Aan de slag!
H4- Woordenschat vanaf blz. 102
Afmaken: opdracht 1 en 2


Klaar? Maak alvast opdracht 3 + 4 (=huiswerk)
timer
15:00

Slide 22 - Slide

Huiswerk
H4- Woordenschat vanaf blz. 102

Afmaken: opdracht 1 t/m 4
Maken: opdracht 5 


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link