Grammatica WS: zww, kww en hww

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je zelfstandig werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden in een samengestelde zin herkennen.


Slide 2 - Slide

Zelf aan de slag
Maak Cursus 5, par. 12, opdr. 1 t/m 3, 5B en 6B



Tijdens de instructie ben je stil.

Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Huiswerk ander vak maken.Ben je klaar?


Slide 3 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen: fietsen, leren, werken, eten. Maar een werkwoord kan je ook overkomen: vallen, struikelen, krijgen.
Als we weten wat er wordt bedoeld met een bepaald werkwoord, dan noem je dat een zelfstandig werkwoord.

Slide 4 - Slide

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets). 

We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Jullie presentatie is [heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.

Slide 5 - Slide

Hulpwerkwoorden
Let op: sommige werkwoorden hebben van zichzelf geen duidelijke betekenis: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen. Daarom 'helpen' deze woorden altijd een ander werkwoord. Dit is de reden dat we deze werkwoorden hulpwerkwoorden noemen.
 
Sommige opdrachten kunnen lastig zijn.
Vanavond zouden we pizza kunnen eten.

Slide 6 - Slide

Zelfstandig werkwoord, koppel-werkwoord en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen
Katrien Duck is ziek doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten, zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs.

Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden.
Hoe stel je van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)?

Slide 7 - Slide

Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt:

1. Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. Zet strepen tussen de zinnen.

2. Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).

3. Pas daarna per zin de regels van pararaaf 6: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord toe.


Slide 8 - Slide

Stap 1: De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek, (1) /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
daardoor zal ze vandaag niet kunnen optreden in Disneyland Parijs. (3)

Stap 2: zin 1: ng: is [ziek]
zin 2: wg = heeft gegeten
zin 3: wg = zal kunnen optreden

Stap 3: zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww


Slide 9 - Slide

Efraïm *heeft* drie oudere broers en twee jongere zussen.
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 10 - Quiz

Wanneer kikkervisjes pootjes *krijgen*, *moet* je ze weer *vrijlaten* in een vijver.

Slide 11 - Open question

Marianne *scheen* heel rustig bij haar spreekbeurt, maar vanbinnen *voelde* zij de zenuwen.

Slide 12 - Open question

Samen oefenen
  • Vaak worden door jongeren nepartikelen gekocht voor een hoge prijs.

  • De kat is gisteren tijdens de storm op het dak gebleven.

Slide 13 - Slide

Lesdoelen: behaald?
- Kun je de werkwoorden al goed uit elkaar houden?

- Met welk werkwoord wil je extra oefenen?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide