Trede 8, week 3, les 1

Trede 1 - Week 3 (week 38)
leerdoelen

  • Ik ken het verschil tussen een feit, mening en argument.

  • Ik ken de begrippen moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig en leenwoord.


1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Trede 1 - Week 3 (week 38)
leerdoelen

  • Ik ken het verschil tussen een feit, mening en argument.

  • Ik ken de begrippen moedertaal, tweede taal, vreemde taal, standaardtaal, dialect, meertalig en leenwoord.


Slide 1 - Slide

Inhoud van de les

- Startfilmpje
- Uitleg en filmpjes dialect en standaardtaal
- Aan het werk



Slide 2 - Slide

Wat praat jij thuis?
Alleen standaard Nederlands
Nederlands en dialect
Alleen dialect
Nederlandsen eenandere taal
Alleen een andere taal

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Slide

Fragment 1 - dialect of standaardtaal?

Slide 5 - Slide

Fragment 2 - dialect of standaardtaal?

Slide 6 - Slide

Fragment 3 - dialect of standaardtaal?

Slide 7 - Slide

Fragment 3 - dialect of standaardtaal?

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil?
Wat is het verschil tussen een accent en een dialect?

Wat is je mening over dialecten en accenten?

Slide 9 - Slide

Wat vind jij van het praten van dialect?
Het is cool
Beter dan gewoon Nederlands
Het klinkt dom
Het is aardiger
Het is slordig
Iets anders

Slide 10 - Poll

‘Praat Nederlands met me' (1)

Slide 11 - Slide

‘Praat Nederlands met me' (2)

Slide 12 - Slide

‘Praat Nederlands met me' (3)

Slide 13 - Slide

Afronding
Standaardtaal:
de als norm erkende taal die algemeen bruikbaar is in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals de overheid, het onderwijs en de media (taalnorm).
Dialect:
een streekgebonden variatie binnen een taalgebied met eigen klanken,
woorden en grammaticaregels. Je kunt hierin alles uitdrukken dat je kunt uitdrukken
in de standaardtaal. 
Accent:
uitspraakvariant van een taal

Slide 14 - Slide

Aan het werk
Learning Portal

> Week 38
> Begrippen begrijpen

Slide 15 - Slide

Feit of mening
Feit:
  • kun je controleren

Mening:
  • is wat iemand VINDT

Slide 16 - Slide

Frankrijk is een mooi land!
Feit

of

mening?

Slide 17 - Slide

Tip
Tip: twijfel je of iets een feit of mening is?

Kijk of er woorden als mooi, lelijk, groot, klein, vies in de zin staan.
Die woorden wijzen op een mening!

Slide 18 - Slide