dialecten

Dialecten
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dialecten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Les over dialecten

Na deze les:
-weet je wat dialect, standaardtaal en een accent is;
-kun je een onderzoekje doen naar verschillende dialectwoorden;

Klaarleggen:

etui
schrift
chromebook

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

Bekijk de video.
dialectwoorden

Slide 4 - Mind map

Iedereen stuurt de verzamelde woorden (huiswerk) in het woordweb.
Kies 3 woorden waarvan je de betekenis denkt te weten (niet die van jezelf) en 3 woorden waarvan je geen idee hebt wat ze zouden betekenen.
Schrijf zelf 5 dialectwoorden op.

Schrijf de betekenis erachter als je die weet.

Heb je geen idee? Overleg dan met je buurman of buurvrouw.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Dialect
Standaardtaal
Accent

Slide 6 - Slide

Laat de leerlingen in tweetallen nadenken over deze drie begrippen. Wat denken ze dat de betekenis is? Welke kenmerken horen bij iedere variant? Kunnen ze voorbeelden geven? Vul na het overleggen samen zoveel mogelijk kenmerken in.
Dialect

* heeft eigen klanken, woordenschat en grammaticaregels;
* vanzelf ontstaan;
* niet erkend als rijkstaal;
* men kan het slordig vinden klinken, heeft minder aanzien;
* gebonden aan een regio/streek.
Standaardtaal

* als norm erkende taal;
* is bruikbaar in alle belangrijke sectoren van het openbare leven (overheid, onderwijs, media);
* verbindende taal van een land.
Accent

* uitspraakvariant van een taal;
* je kunt dus Nederlands met een Limburgs accent spreken, maar ook Limburgs met een Nederlands accent.

Slide 7 - Slide

Laat de leerlingen in tweetallen nadenken over deze drie begrippen. Wat denken ze dat de betekenis is? Welke kenmerken horen bij iedere variant? Kunnen ze voorbeelden geven? Vul na het overleggen samen zoveel mogelijk kenmerken in.
Standaardtaal of dialect?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Standaardtaal of dialect?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Standaardtaal of dialect?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Standaardtaal of dialect?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Standaardtaal of dialect?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Bekijk het volgende fragment

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Video

This item has no instructions

Waarom denk je dat het belangrijk is dat er een standaartaal is?

Slide 20 - Slide

Belang benadrukken:
- elkaar goed kunnen begrijpen;
- geen onduidelijkheid over andere woorden, betekenissen e.d.;
- documentatie is voor iedereen hetzelfde en begrijpelijk.



Dialect spreken, is iets heel anders dan dialect schrijven. Is dialect begrijpen dan ook lastiger als je het alleen leest? 


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opdracht - onderzoek

1. Kies een Nederlands woord.
2. Ga op zoek naar zoveel mogelijk dialectwoorden voor dit Nederlandse woord. Je kunt je klasgenoten om advies vragen. Noteer zoveel mogelijk betekenissen op een blaadje of in een Google document.

Bijvoorbeeld: hond = kielf = hundje = hônd = hûn = dogge = hondj = honk = huundje = hunneke = fiks = joekel = keffer

Slide 22 - Slide

This item has no instructions