P 2B Theme 4
Grammar J
Future tense
This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Making plans for the future = toekomende tijd
* iets beloven, aanbieden, aankondigen
* iets van plan zijn, iets gaat gebeuren
He will buy four tickets for the show.
We are going to see a comedy show tomorrow.
hoe je zinnen maakt die over de (nabije) toekomst gaan
am/are/is + going to + hele ww
will + hele ww
(Shall bij I and You vragende vorm)