This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Hoe werkt voortplanting?
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Doel van de les
Aan het einde van deze les kan je uitleggen hoe voortplanting werkt.
Slide 2 - Slide
Introduceer het doel van de les en leg uit wat de leerlingen kunnen verwachten te leren.
Wat weet je al over voortplanting?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Wat is voortplanting?
Voortplanting is het proces waarbij organismen nieuwe individuen produceren.
Slide 4 - Slide
Definieer voortplanting en leg uit waarom het belangrijk is voor alle levende wezens.
Soorten voortplanting
Er zijn twee soorten voortplanting: seksuele voortplanting en aseksuele voortplanting.
Slide 5 - Slide
Beschrijf de verschillende soorten voortplanting en leg uit wat de verschillen zijn.
Seksuele voortplanting
Seksuele voortplanting vereist bevruchting van een eicel door een zaadcel.
Slide 6 - Slide
Leg uit hoe seksuele voortplanting plaatsvindt en hoe het zich onderscheidt van aseksuele voortplanting.
Mannelijke voortplantingsorganen
De mannelijke voortplantingsorganen zijn de testikels, de zaadleiders, de prostaatklier en de penis.
Slide 7 - Slide
Beschrijf de mannelijke voortplantingsorganen en hun functies.
Vrouwelijke voortplantingsorganen
De vrouwelijke voortplantingsorganen zijn de eierstokken, de eileiders, de baarmoeder en de vagina.
Slide 8 - Slide
Beschrijf de vrouwelijke voortplantingsorganen en hun functies.
Zwangerschap
Als een eicel bevrucht wordt, ontstaat er een zwangerschap.
Slide 9 - Slide
Leg uit wat er gebeurt tijdens een zwangerschap en hoe een baby zich ontwikkelt.
Belang van voortplanting
Voortplanting is belangrijk voor het voortbestaan van soorten en voor genetische diversiteit.
Slide 10 - Slide
Beschrijf waarom voortplanting belangrijk is voor het leven op aarde en waarom genetische diversiteit belangrijk is.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 11 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 12 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 13 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.