This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Combinatoriek
Slide 1 - Slide
Telproblemen overzichtelijk weergeven
Slide 2 - Slide
Waar gaat dit hoofdstuk over?
"Hoeveel manieren zijn er om"
- met of zonder herhaling
- in een vaste volgorde of niet
Slide 3 - Slide
Telproblemen weergeven
1. Rooster
2. Boomdiagram
3. Wegendiagram
4. Systematisch noteren
Slide 4 - Slide
Maak groepjes van 4
En verdeel de letters A, B, C en D onder je groepsleden.
Slide 5 - Slide
Opdracht
Persoon A: opdracht 3
Persoon B: opdracht 7
Persoon C: opdracht 8
Persoon D: opdracht 9
Je hebt 10 minuten om 'jouw' opdracht af te maken
timer
10:00
Slide 6 - Slide
Bespreken
Ieder groepslid krijgt 4 minuten om zijn / haar / hen opdracht toe te lichten. Leg vooral uit voor welke manier van weergeven je gekozen hebt en waarom.
We beginnen bij persoon A.
timer
4:00
Slide 7 - Slide
Geen huiswerk
fijne dag allemaal
Slide 8 - Slide
Met en zonder herhaling
Slide 9 - Slide
Kies een kaart
2 rondes
Slide 10 - Slide
Zelf aan de slag
Basisroute: 12, 13, 14
Middenroute: 12, 14, 15
Uitdagende route: 14, 15, 17
Slide 11 - Slide
Permutaties en faculteit
Slide 12 - Slide
Hoeveel verschillende pincodes bestaan er? (Een pincode bestaat uit 4 cijfers.)
Slide 13 - Open question
Maike heeft 10 lootjes. Ze laat 4 leerlingen uit de klas een lootje trekken en houden. Op hoeveel manieren kan dat?
Slide 14 - Open question
Er zitten 17 leerlingen in vwo 4 wiskunde A. In hoeveel verschillende volgordes kunnen er 3 leerlingen uitgestuurd worden?
Slide 15 - Open question
Er zitten 17 leerlingen in vwo 4 wiskunde A. Op hoeveel verschillende manieren kunnen er 3 vragen gesteld worden in de les?
Slide 16 - Open question
Stel
Er solliciteren 134 mensen naar een baantje in de sportschool. 50 van hen worden uitgenodigd op gesprek. Op hoeveel manieren kunnen deze gesprekken ingepland worden?
Slide 17 - Slide
Permutaties en faculteit
nPr
!
Slide 18 - Slide
Zelf aan de slag
Basisroute: 20, 21, 22
Middenroute: 21, 22, 23
Uitdagende route: 22, 23, 24
Slide 19 - Slide
Combinaties
Slide 20 - Slide
Deze klas telt 17 leerlingen
Er worden 3 leerlingen gevraagd om voor volgende les een presentatie voor te bereiden. Op hoeveel verschillende manieren kan dat?
Slide 21 - Slide
Bekijk
17 * 16 * 15 = 4080 groepjes.
Máár. Is
Bo, Nora, Maartje
een ander groepje dan Nora, Maartje en Bo?
Slide 22 - Slide
Combinaties (nCr) en Permutaties (nPr)
10 atleten doen mee aan de voorronde van de 100 meter sprint. De eerste 3 gaan door naar de finale.
10 atleten doen mee aan de finale van de 100 meter sprint. De eerste 3 krijgen een gouden, zilveren of bronzen medaille.
Slide 23 - Slide
Zelf aan de slag
Basisroute: 28, 30, 31
Middenroute: 28, 32, 34
Uitdagende route: 28, 33, 34
Slide 24 - Slide
Combinaties vermenigvuldigen en optellen
Slide 25 - Slide
Combinaties optellen en vermenigvuldigen
Een klas bestaat uit 8 jongens, 9 meisjes en 3 nb leerlingen.
1. Op hoeveel manieren kunnen de jongens op een rij gaan staan?
2. Op hoeveel manieren kan er een groepje van 4 leerlingen gekozen worden om een klassenfeest te organiseren?
3. Op hoeveel manieren kan een groepje van 4 leerlingen bestaan uit 2 jongens en 2 nb leerlingen?
4. Op hoeveel manieren kan een groepje van 4 leerlingen bestaat uit meer dan 2 meisjes?
Slide 26 - Slide
Som- en productregel
EN: vermenigvuldigen
OF: optellen
Slide 27 - Slide
Zelf aan de slag
Basisroute: 37, 38
Middenroute: 38, 39
Uitdagende route: 39, 41
Slide 28 - Slide
Rijtjes letters
Slide 29 - Slide
In een klas van 8 jongens, 9 meisjes en 3 nb leerlingen: op hoeveel manieren kunnen de jongens op een rij gaan staan?
Slide 30 - Open question
Op hoeveel manieren kan er een groepje van 4 leerlingen gekozen worden om een klassenfeest te organiseren?
Slide 31 - Open question
Op hoeveel manieren kan een groepje van 4 leerlingen bestaan uit 2 jongens en 2 nb leerlingen?
Slide 32 - Open question
Op hoeveel manieren kan een groepje van 4 leerlingen bestaat uit meer dan 2 meisjes?
Slide 33 - Open question
Leg in je eigen woorden uit wat de som- en de productregel is.
Slide 34 - Open question
Op hoeveel manieren kan ik een pincode maken uit de cijfers 3, 4, 5 en 6?
Slide 35 - Open question
Op hoeveel manieren kan ik de letters B, C, D en E op volgorde zetten?
Slide 36 - Open question
Hoeveel verschillende codes kan ik maken van de letters A, A en B?
Slide 37 - Open question
Waarom niet 3 * 2 * 1?
Hoeveel verschillende codes kan ik maken van 4 A's en 5 B's?
Hoeveel verschillende codes kan ik maken van 3 A's, 2 B's en 6 C's?
Hoeveel verschillende woorden kan ik maken van de letters van jouw naam?