thema 5 - H1 - moeilijke woorden les 1

Hartelijk hallo!

Blok 2 : 10.15-11.35


Op je tafel :
- chromebook
- boek VIA Vooraf
- pen
Wie is er wel / niet?
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Hartelijk hallo!

Blok 2 : 10.15-11.35


Op je tafel :
- chromebook
- boek VIA Vooraf
- pen
Wie is er wel / niet?

Slide 1 - Slide

Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

thema 5
Vervoer

Slide 3 - Slide

Doel van vandaag
Ik luister goed naar de uitleg en doe actief mee

Ik ken de moeilijke woorden en de betekenis van de moeilijke woorden van thema 5

Slide 4 - Slide

Het vervoer

Het vervoer

Slide 5 - Mind map

Hoofdstuk 1 - moeilijke woorden
We gaan alle moeilijke woorden van bladzijde 11 en 12 bespreken en er mee oefenen.

Ga er goed voor zitten, want hier komen ze ......

Slide 6 - Slide

Het abonnement



  • Het bewijs dat je betaald hebt om ergens regelmatig gebruik van te maken.

Slide 7 - Slide

De boete
  • Het geld dat je als straf moet betalen.

Slide 8 - Slide

De chauffeur
  • Iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of een bus

Slide 9 - Slide

De conducteur
  • Iemand die in een trein of tram de vervoersbewijzen controleert

Slide 10 - Slide

De dienstregeling
  • De vaste tijden waarop treinen, trams of bussen rijden

Slide 11 - Slide

De file
  • Een lange rij met auto's die stilstaan of langzaam vooruitgaan.

Slide 12 - Slide

De machinist
  • Iemand die een trein bestuurt

Slide 13 - Slide

Het ongeluk        
  • Een onverwachte gebeurtenis die vaak schrik en soms pijn veroorzaakt.

Slide 14 - Slide

Het openbaar vervoer
  • Alle treinen, bussen en trams waar iedereen gebruik van kan maken.

Slide 15 - Slide

Het rijbewijs
  • Het bewijs dat je iets mag besturen, bijvoorbeeld een auto.

Slide 16 - Slide

De spits
  • De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.

Slide 17 - Slide

Het verkeer
  • Alle mensen, fietsen en voertuigen die op straat lopen of rijden.

Slide 18 - Slide

Het vervoersbewijs
  • Een bewijs dat je betaald hebt voor een reis, zoals een treinkaartje.

Slide 19 - Slide

Het vervoermiddel
  • Een middel waarmee jij je verplaatst.

Slide 20 - Slide

De vertraging
  • Als je door omstandigheden later aankomt dan normaal.

Slide 21 - Slide

Maak een goede zin bij het woord:
De file

Slide 22 - Open question

Maak een goede zin bij het woord:
De chauffeur

Slide 23 - Open question

Maak een goede zin bij het woord:
Het ongeluk

Slide 24 - Open question

Maak een zin met het woord:
Het rijbewijs

Slide 25 - Open question

Maak een goede zin met het woord:
Het verkeer

Slide 26 - Open question

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"de momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer"
A
vervoersmiddel
B
rijbewijs
C
verkeer
D
spits

Slide 27 - Quiz

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of bus."
A
passagier
B
chauffeur
C
boete
D
conducteur

Slide 28 - Quiz

Wat betekent het woord:
"dienstregeling"

Slide 29 - Open question

Wat betekent het woord:
"abonnement"

Slide 30 - Open question

Ongeluk
Machinist
File
Openbaar vervoer
Verkeer

Slide 31 - Drag question

Ik ken de betekenis van de woorden van thema 3
Ja, helemaal
De meeste woorden ken ik, maar een paar nog niet
Ik ken er een paar, de rest moet ik nog oefenen
Ik ken er nog geen 1 en mag nog veel gaan oefenen

Slide 32 - Poll

Zelf aan de slag
Log in op studiemeter


2
1
3
4
4
5
6

Slide 33 - Slide