Raar maar waar, wetenschapsquiz

Wetenschapsquiz
1 / 15
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 6-8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slide and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wetenschapsquiz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Kan het vrouwtje van de komodovaraan zichzelf bevruchten?
A
Ja, maar ze krijgt dan alleen mannetjes
B
Ja, maar ze krijgt dan alleen vrouwtjes
C
Nee, ze heeft altijd een mannetje nodig

Slide 2 - Quiz

Het juiste antwoord is A. Er is iets bijzonders aan de hand met het vrouwtje van de komodovaraan: naast de gewone manier van bevruchten, kan ze zich in haar eentje voortplanten. Dit is vooral handig als een vrouwtje belandt op een eiland waar geen mannetjes voorkomen. Zo kan ze toch voor nageslacht zorgen en voor mannetjes om mee te paren. Dit is weliswaar een vorm van inteelt, maar dat is beter dan uitsterven.
Waarmee kun je de beweging van een druppel op een gloeiende plaat vergelijken?
A
Met die van een auto
B
Met die van een schaatser
C
Met die van een hovercraft

Slide 3 - Quiz

Het juiste antwoord is C. Als de druppel vlak bij een gloeiend hete kookplaat komt, verdampt de onderkant van de druppel en vormt zich een dun laagje waterdamp dat de hele tijd tussen de druppel en de kookplaat zit. Dit laagje zorgt ervoor dat de druppel een hele tijd gaat ‘dansen’ zonder contact te maken met de plaat en maar langzaam verdampt. Een druppel op een gloeiende plaat zweeft dus boven het oppervlak en dat is vergelijkbaar met de beweging van een hovercraft. Die zweeft namelijk een paar centimeter boven de weg of het water doordat er voortdurend lucht onder het voertuig wordt geblazen.

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Stel dat je een grote hoeveelheid water op de zon zou kunnen spuiten, wat gebeurt er dan?
A
De zon wordt heter
B
De zon dooft uit
C
De zon gaat minder fel schijnen

Slide 5 - Quiz

Het juiste antwoord is A. De zon is een ster. In sterren komt energie vrij doordat heel kleine deeltjes in de kern van de ster samensmelten tot iets grotere deeltjes. Dit kan alleen plaatsvinden onder heel hoge druk. Hoe zwaarder een ster, hoe hoger de druk in de kern en hoe sneller het samensmelten van deeltjes verloopt. Als je water op de zon zou spuiten, koelt hij in eerste instantie even af. Maar door het extra gewicht van het water wordt de zon zwaarder. De druk in de kern van de zon neemt daarmee toe, waardoor het samensmelten van deeltjes sneller gaat. Het resultaat is dus dat de zon heter wordt en iets feller gaat schijnen!
Wanneer heb je de grootste kans verkouden te worden?

A
Als je voor een open raam in de tocht zit
B
Als je in de regen buiten speelt zonder jas
C
Als je op school zit

Slide 6 - Quiz

Het juiste antwoord is C. Je wordt alleen verkouden nadat je in aanraking bent gekomen met een verkoudheidsvirus: een kleine indringer die via je neus of mond binnenkomt en je longen en neusslijmvlies besmet. Er zijn enkele honderden verkoudheidsvirussen, en die zijn erg besmettelijk.
Daarnaast kunnen ze uren overleven buiten een menselijk lichaam, bijvoorbeeld op een deurklink. In klaslokalen is meestal weinig frisse lucht, en zitten de kinderen lekker dicht op elkaar. Als er iemand in de klas niest of hoest, spettert hij de virussen rond door de klas. De kans is dan groot dat iemand anders besmet raakt. Van tocht of kou alleen word je niet verkouden. Wel kan je weerstand lager worden, zodat je eerder ziek wordt als een verkoudheidsvirus je treft.
Je leert voor het eerst jongleren. Wat is het verschil tussen jongleren met drie of met vier ballen?
A
met 3 ballen raken alle ballen beide handen, met 4 ballen niet
B
met 4 ballen raken alle ballen beide handen, met 3 ballen niet
C
Er is geen verschil, bij allebei raken alle ballen beide handen handen

Slide 7 - Quiz

Het juiste antwoord is antwoord A. Als je begint met jongleren, zul je beginnen met de basistechniek. Hierbij gooi je steeds met een wisselende hand een bal in de lucht: links, rechts, links, rechts, etc. De ballen worden altijd in dezelfde volgorde opgegooid en zijn even lang in de lucht. Dit heet het basispatroon. De 3 ballen wisselen hierbij steeds van hand. Je gooit ze als het ware over van de ene naar de andere hand. De ballen kruisen elkaar in de lucht.
Bij 4 ballen is dat niet het geval. Je begint dan met 2 ballen links en 2 ballen rechts en de ballen blijven altijd in dezelfde hand. Je jongleert dan dus met 2 ballen in je linkerhand en 2 ballen in je rechterhand. Hetzelfde verschil bestaat tussen jongleren met 5 en met 6 ballen. Bij een even aantal ballen wisselen de ballen nooit van hand. Bij een oneven aantal juist wel! 

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

Welk dier herkent zichzelf in de spiegel?
A
Een kat
B
Een paard
C
Een dolfijn

Slide 10 - Quiz

Het juiste antwoord is C. De onderzoekers voerden een eenvoudige proef uit met twee jonge dolfijnen, in een aquarium waarin een spiegel was geplaatst. De ene dolfijn kreeg met een stift strepen op zijn hoofd, vinnen en buik. De andere kreeg dezelfde behandeling, maar dan met een stift zonder inkt. De dolfijnen zwommen als een speer naar de spiegel om zichzelf te bekijken. Bovendien draaiden ze zich zo dat ze de behandelde lichaamsdelen konden zien. De dolfijn zonder strepen zwom vervolgens weer weg, de andere bleef zichzelf bekijken. Dat alles zou volgens de biologen het bewijs zijn dat dolfijnen hun eigen spiegelbeeld herkennen. De meeste dieren herkennen zichzelf niet in de spiegel. Ze denken vaak een ander dier voor zich te hebben. Zo is een kat bijvoorbeeld wel gefascineerd door zijn spiegelbeeld, maar gaat hij vervolgens vaak achter de spiegel op zoek naar een soortgenoot. Hij denkt dus dat zijn spiegelbeeld een andere kat is.
Hoe groot moet een spiegel minimaal zijn om jezelf helemaal te zien?
A
Net zo groot als jij
B
Half zo groot als jij
C
Dat hangt af van je afstand tot de spiegel

Slide 11 - Quiz

Het juiste antwoord is B. Bij een spiegel is de hoek van inval van de lichtstraal gelijk aan de hoek van terugkaatsing. Als je rechtop voor een spiegel staat en alleen je ogen beweegt en niet je hoofd, dan ligt het punt op de spiegel waarin je je kruin nog ziet, precies tussen je ogen en je kruin. Hetzelfde geldt voor je voeten. Het punt op de spiegel waar je je tenen ziet, ligt precies halverwege je ogen en je tenen. Meet je de afstand tussen deze punten op het spiegelglas, dan is de lengte waarbij je jezelf nog net helemaal kunt zien, de helft van je eigen lengte. Hoewel je zou verwachten dat de afstand tot de spiegel belangrijk is, blijkt dat geen enkele rol te spelen.
Het zuur in karnemelk is eigenlijk
A
Plas van een virus
B
Plas van een schimmel
C
Plas van een bacterie

Slide 12 - Quiz

Het juiste antwoord is C. In karnemelk zitten speciale bacteriën die een zuur maken. Dat zuur maakt de kleine eiwitdeeltjes in de melk stuk en zorgt ervoor dat ze aan elkaar gaan kleven. Daardoor is karnemelk niet alleen zuurder, maar ook veel dikker dan gewone melk. Die zogeheten melkzuurbacteriën hebben geen mond, maar een huid die vol zit met gaatjes. Door die gaatjes zuigen ze melk op om de melksuikers op te eten. Wat ze niet kunnen gebruiken komt door diezelfde gaatjes ook weer naar buiten. Het zuur in de karnemelk is dus eigenlijk een soort bacterieplas.
Wanneer fiets je het veiligst op een gladde weg?
A
Met hard opgepompte banden
B
Met zachte banden
C
Met een harde voorband en een zachte achterband

Slide 13 - Quiz

Het juiste antwoord is B. De banden van de fiets maken contact met de ondergrond. Zachte banden zijn iets platter. Dit geeft meer grip op de ondergrond. Bij gladde wegen betekent dit dat je met zachte banden minder snel gaat glibberen doordat er meer weerstand is. Pomp je de banden hard op dan gebeurt het tegenovergestelde. De band heeft nu minder grip op de weg doordat hij minder contact maakt met de ondergrond.
Laatste vraag:
Hoe kan een kunstschaatser zichzelf sneller laten draaien?
A
Door een been uit te strekken
B
Door zijn armen naar zich toe te trekken
C
Door op zijn hurken te gaan zitten

Slide 14 - Quiz

Het juiste antwoord is B. Wanneer een kunstschaatser draait met zijn armen uitgestrekt, kan hij zichzelf sneller laten draaien door zijn armen in te trekken. Dit is een gevolg van een wet die 'behoud van draai-impuls' heet. De snelheid waarmee een voorwerp om een draaipunt draait wordt bepaald door de verdeling van de massa ten opzichte van het draaipunt. Wanneer er meer massa dichter bij het draaipunt komt, zal het voorwerp sneller gaan draaien. Als de kunstschaatser zijn armen naar zich toe trekt, komt een deel van zijn lichaam dichter bij het draaipunt en zal hij dus sneller gaan draaien. Als hij zijn been uitstrekt of op zijn hurken gaat zitten, zal hij juist langzamer gaan draaien.

Slide 15 - Video

This item has no instructions