Donderdag 7 mei 2020

Donderdag 7 mei
Goedemorgen! Er staan weer een paar leuke lessen voor je klaar!

Let goed op! Je moet goed kijken wat jij moet maken. Soms zijn er kleuren. Je leest hier in welke groep jij zit en welke kleur voor jou is. 

Maak alleen de opdracht die bij jouw kleur hoort!
De opdrachten die NIET jouw kleur hebben, moet je NIET maken!

Heb je een vraag? Mevrouw Marieke en mevrouw Wafaa zijn er voor je!
1 / 55
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Donderdag 7 mei
Goedemorgen! Er staan weer een paar leuke lessen voor je klaar!

Let goed op! Je moet goed kijken wat jij moet maken. Soms zijn er kleuren. Je leest hier in welke groep jij zit en welke kleur voor jou is. 

Maak alleen de opdracht die bij jouw kleur hoort!
De opdrachten die NIET jouw kleur hebben, moet je NIET maken!

Heb je een vraag? Mevrouw Marieke en mevrouw Wafaa zijn er voor je!

Slide 1 - Slide

De groepen en kleuren
Groep 1: Saber, Sedra, Deane, Dina, Alireza, Emily, Abed, Kisanet

Groep 2: Simon, Robel, Ahmad, Soheil, Kawsar

Groep 3: Nagham, Romina, Ailin, Gulin

Groep 4: voor alle leerlingen!

Slide 2 - Slide

Programma
09.00 - 10.15 uur Lessonup
10.15 - 10.30 uur Pauze
10.30 - 11.00 uur Lessonup
11.00 - 11.45 uur Disk (thema 12)
11.45 - 12.30 uur Rekenen

Vandaag leren we:
  • nieuwe woorden bij thema 12 Vrije tijd
  • naar een tekst luisteren en de woorden die missen, opschrijven
  • een tekst lezen en antwoorden van de vragen opzoeken in de tekst

Ik bel vandaag met Saber, Soheil, Ailin en Romina om 10.30 uur.

Slide 3 - Slide

Groepen
Zo ziet het eruit. Kijk goed welke kleur de opdracht heeft en/of jouw naam erbij staat. Dat zie je links onder op de dia.

Slide 4 - Slide

Woorden
Maak alleen de opdrachten van jouw kleur!

Slide 5 - Slide

Waar zie je:
de cake
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:
de familie
A
dat je alleen bent
B
alleen je broer of zus
C
alleen je vader of moeder
D
de mensen die door geboorte bij elkaar horen

Slide 7 - Quiz

Waar zie je:
de frisdrank
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:
het gebied
A
dat je iets moet doen
B
de school
C
een woonplaats
D
een stuk land

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed? (het gebied)
A
In dit gebied is veel mooie natuur.
B
In dit gebied moeten wij slapen.
C
In dit gebied moeten wij naar school.
D
In dit gebied moeten wij naar de winkel.

Slide 10 - Quiz

Maak een zin met het woord:
de cake

Slide 11 - Open question

Maak een zin met het woord:
de familie

Slide 12 - Open question

Maak een zin met het woord:
de frisdrank

Slide 13 - Open question

Wat betekent:
eenmaal
A
1 keer
B
2 keer
C
3 keer
D
4 keer

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:
fel
A
weinig
B
veel
C
sterk, erg veel
D
niet leuk

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:
de filmster
A
iemand die beroemd is door sporten.
B
iemand die beroemd is door muziek te maken.
C
iemand die beroemd is door een model te zijn.
D
iemand die beroemd is door in een film te spelen.

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:
genieten
A
dat je het niet leuk vindt
B
dat je moet huilen
C
plezier hebben
D
dat je iets niet wil

Slide 17 - Quiz

Maak een zin met het woord:
eenmaal

Slide 18 - Open question

Maak een zin met het woord:
fel

Slide 19 - Open question

Maak een zin met het woord:
de filmster

Slide 20 - Open question

Wat is een goede zin? (genieten)
A
De film is stom, ik geniet van de film.
B
De film is zielig, ik geniet van de film.
C
De film is eng, ik geniet van de film.
D
De film is leuk, ik geniet van de film.

Slide 21 - Quiz

Wat betekent:
de conditie
A
hoe goed je kan sporten
B
hoe lang je kan rennen
C
de toestand van je lichaam
D
hoe vaak je kan sporten

Slide 22 - Quiz

Wat betekent:
het bestuur
A
het stuur in een auto
B
hoe je een fiets moet sturen
C
een groep mensen die de leiding heeft, bijvoorbeeld over een vereniging of school
D
hoe stoer je bent

Slide 23 - Quiz

Wat betekent:
de deelnemer
A
iemand die ergens aan mee doet
B
iemand die iets deelt
C
iemand die iets mee neemt
D
iemand die naar school gaat

Slide 24 - Quiz

Wat betekent:
divers
A
hetzelfde
B
samen
C
alleen
D
verschillend

Slide 25 - Quiz

Maak een zin met:
de conditie

Slide 26 - Open question

Maak een zin met:
het bestuur

Slide 27 - Open question

Maak een zin met:
de deelnemer

Slide 28 - Open question

Maak een zin met:
divers

Slide 29 - Open question

Luisteropdracht
Op de volgende pagina staat een tekst. Luister goed naar de tekst (klik op het geluid). Welke woorden moet je nog invullen? Kijk goed naar jouw kleur!
Tip: schrijf eerst alle antwoorden op een papier.

Slide 30 - Slide

De tekst
Vakantie
Wij gingen op vakantie. We besloten 1..........................in Spanje. We gingen op tijd naar 2...................................zodat we ons vliegtuig niet zouden missen. Toen we aankwamen in Spanje gingen we eerst naar ons huisje. We hoopten dat het mooi weer zou worden, maar 3.................................... Niemand vond dat leuk, 4................................................... Toch gingen we op pad. We besloten om eerst naar een 5.................................... dorpje te gaan. Daar zijn we gaan 6......................... Na het wandelen was mijn moeder erg moe. Ik zei nog tegen haar: “7....................................” Maar daar hield zij zich niet aan. Omdat mijn moeder moe was, zijn we terug gegaan naar het huisje. Daar hadden we heerlijk gegeten, in de tuin, want de zon was gaan schijnen. Dat was echt 8 .......................
De tekst

Slide 31 - Slide

Opdracht (blauwe groep). Schrijf alle woorden hier op!

Slide 32 - Open question

De tekst
Vakantie
Wij gingen op vakantie. We besloten 1...........................in Spanje. We gingen op tijd naar 2.....................................zodat we ons vliegtuig niet zouden missen. Toen we aankwamen in Spanje gingen we eerst naar ons huisje. We hoopten dat het mooi weer zou worden, maar 3..................................... Niemand vond dat leuk, 4................................................... Toch gingen we op pad. We besloten om eerst naar een 5.................................... dorpje te gaan. Daar zijn we gaan 6......................... Na het wandelen was mijn moeder erg moe. Ik zei nog tegen haar: “7....................................” Maar daar hield zij zich niet aan. Omdat mijn moeder moe was, zijn we terug gegaan naar het huisje. Daar hadden we heerlijk gegeten, in de tuin, want de zon was gaan schijnen. Dat was echt 8.......................
De tekst

Slide 33 - Slide

Opdracht (groene groep)
1. een huisje te........
2. het vl..........
3. het r................. pijpenstelen
4. dat was b..............


Slide 34 - Open question

Opdracht (groene groep)
5. toe............
6. wa...............
7. doe het....................
8. ge.................


Slide 35 - Open question

De tekst
Vakantie
Wij gingen op vakantie. We besloten 1...........................in Spanje. We gingen op tijd naar 2.....................................zodat we ons vliegtuig niet zouden missen. Toen we aankwamen in Spanje gingen we eerst naar ons huisje. We hoopten dat het mooi weer zou worden, maar 3..................................... Niemand vond dat leuk, 4................................................... Toch gingen we op pad. We besloten om eerst naar een 5.................................... dorpje te gaan. Daar zijn we gaan 6......................... Na het wandelen was mijn moeder erg moe. Ik zei nog tegen haar: “7....................................” Maar daar hield zij zich niet aan. Omdat mijn moeder moe was, zijn we terug gegaan naar het huisje. Daar hadden we heerlijk gegeten, in de tuin, want de zon was gaan schijnen. Dat was echt 8.......................
De tekst

Slide 36 - Slide

Opdracht (paarse groep)
1.
A
een hotel te huren
B
een huisje te huren

Slide 37 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
2.
A
het kriegveld
B
het vliegveld

Slide 38 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
3.
A
het regende pijpenstelen
B
het tekende pijpenstelen

Slide 39 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
4.
A
dat was balen
B
dat was dwalen

Slide 40 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
5.
A
toeristisch
B
humoristisch

Slide 41 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
6.
A
kantelen
B
wandelen

Slide 42 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
7.
A
doe het rustig aan
B
doe het kussen aan

Slide 43 - Quiz

Opdracht (paarse groep)
8.
A
verdienen
B
genieten

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Slide

Begrijpend lezen
Deze vragen zijn voor IEDEREEN hetzelfde!

Slide 46 - Slide

Wat ben ik?
Je doet me open en ook weer dicht
Soms ben ik een sprookje, soms een gedicht
Soms ben ik zwaar en soms heel licht
Je kunt me lenen, maar ook kopen
Je pakt me zacht uit de kast
Je kijkt naar de plaatjes
Je leest al mijn blaadjes
En dan zet je me vlug terug
Nu weet je hoe ik ben afgelopen
Soms verdrietig en soms blij
Vaak vind je me mooi en dan hou je van mij
Weet je nu wat ik ben?

Slide 47 - Slide

Waarover gaat het gedicht?
A
over boeken
B
over een sprookje
C
over een bilbiotheek

Slide 48 - Quiz

Kijk naar het gedicht.
Wie praat hier?
A
een boek
B
een man
C
een kind

Slide 49 - Quiz

Rijmen
Bij rijmen zie je twee woorden die je niet hetzelfde schrijft. Maar als je ze uitspreekt, klinken (horen) ze wel bijna hetzelfde.

Bijvoorbeeld:
koek - broek

zak - tak

bal - knal


Wat is rijmen?

Slide 50 - Slide

Het gedicht heeft woorden die rijmen. Dicht rijmt op licht.
Welk woord rijmt op kopen?

Slide 51 - Open question

Welk woord rijmt op blij?

Slide 52 - Open question

Bedenk zelf nog 5 woorden met een rijmwoord.

Slide 53 - Open question

Tijd voor Disk!

Slide 54 - Slide

Tijd voor fflerenrekenen.nl of rekenen.nl !

Slide 55 - Slide