Voorbereiding IE Schrijven 3F

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Schrijven 
Je weet wanneer je schrijfexamen hebt.​

Je weet welke hulpmiddelen je mag gebruiken​
Je weet wat er op je examen van je verwacht wordt.​
Je weet waarop je examen wordt beoordeeld.


Slide 2 - Slide

Examens Nederlands 3F
IE (Instellingsexamen) 
  1. Schrijven  (21-4-22 8.30-10.00 uur)
  2. Spreken
  3. Gesprekken

CE (Centraal examen)
   4. Lezen/Luisteren

Slide 3 - Slide

Verdeel je tijd goed (90 min.)
Examentaak 1:
opdracht doornemen en schrijfplan maken: 0-10 minuten
schrijven: 10-60 minuten
                laatste controle: 60-70 minuten

Examentaak 2: 
e-mail opstellen: 70-90 minuten

Slide 4 - Slide

2 Word bestanden
  1. Examentaak 1
  2. Examentaak 2

Je mailt de 2 bestanden naar mij met de surveillant in de CC 

Slide 5 - Slide

Hulpmiddelen
  • Laptop (én oplader)​ met Microsoft Word 
  • Spellingcontrole 
  • Woordenboek 
  • www.woorden.org 




Slide 6 - Slide

Let op! ​
Je examen wordt niet nagekeken als:​

Je je niet aan de opdracht hebt gehouden.​

of​

Je tekst te kort of te lang is.












Slide 7 - Slide

7 onderdelen (0-1-2 punten per onderdeel)

  1. ​Opdracht specifieke inhoudskenmerken​
  2. Samenhang​
  3. Afstemming op doel​
  4. Afstemming op publiek​
  5. Woordgebruik en woordenschat​
  6. Spelling, grammatica en interpunctie.​
  7. Leesbaarheid







Slide 8 - Slide

Beoordeling uitwerking opdrachten
0 punten
Het onderdeel is onvoldoende uitgewerkt
1 punt
Het onderdeel is voldoende uitgewerkt
2 punten
Het onderdeel is goed uitgewerkt
Examentaak 1: telt 3x mee 
Examentaak 2: telt 1 keer mee

Slide 9 - Slide

Samenhang
  1. De tekst is verdeeld in een inleiding, middenstuk en slot.
  2. De tekst is logisch te volgen (niet van de hak op de tak).
  3. Het verband tussen de verschillende zinnen en alinea's is duidelijk door:
  • Passende signaalwoorden (omdat, hoewel, desondanks, toch, maar, ...)
  • Correcte verwijswoorden (Het meisje met wie... / Zij, haar, dat)

Slide 10 - Slide

Goed voorbeeld van samenhang
"Ik denk dat ik de juiste persoon ben voor dit project, omdat ik ook goed met mensen van alle leeftijden om kan gaan en graag dieren en mensen help. Ook spreek ik goed Nederlands en Engels. Verder vind ik het altijd leuk om over nieuwe culturen te leren en te zien hoe mensen in andere landen dagelijks leven."


"Zoals ik al eerder benoemde, is dit project voor mij weggelegd."

Slide 11 - Slide

Afstemming op doel
Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten. 

Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.

Slide 12 - Slide

Goede voorbeelden van afstemming op doel
  • "… maar ik kreeg gelijk een fijn gevoel bij uw organisatie in Suriname."

  • "Dit geeft mij een extra boost om jullie een handje te willen helpen."

  • "Ik hou ontzettend van dieren en ik ga liefdevol met ze om."

  • "…omdat ik me voor de volle 110% inzet."

Slide 13 - Slide

Afstemming op publiek
Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media). 

Past register consequent toe: taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon, doel, genre.

Slide 14 - Slide

Woordgebruik en woordenschat
  • Je gebruikt woorden in de goede betekenis
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden (de / het) bij woorden
  • Je gebruikt de goede voorzetsels in je zinnen
  • Je wisselt af in je woordkeuze

Tips:
  • Gebruik alleen woorden waar je de betekenis van kent!
  • Maak gebruik van de woorden die in de examenopdracht staan.
  • gebruik de synoniemen functie in Word

Slide 15 - Slide

Spelling, leestekens en grammatica
Tips:
  • Gebruik de spelling- en grammaticacontrole
  • Gebruik de synoniemenfunctie in Word
  • Neem een woordenboek mee
  • Plaats een komma voor een voegwoord

Ik ben klaar met de opdracht, maar voordat ik hem inlever controleer ik hem nog even.

Slide 16 - Slide

Werkwoordspelling...
Hoe zat het ook al weer?

Slide 17 - Slide

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 18 - Quiz

Jij vin.... werkwoordspelling moeilijk om te leren
A
Vindt
B
Vind

Slide 19 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
vind
B
vindt

Slide 20 - Quiz

Dit gebeurt mij ook altijd!
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz

Hij heeft de mail snel beantwoor...
A
beantwoordt
B
beantwoord

Slide 22 - Quiz

Laatste oefening
Stelling:
Je bent vrij om de beelden van jouw slimme deurbel te delen met anderen.

                         schrijfplan maken








Slide 23 - Slide