Week 8 les 4

Taalverzorging hoofdstuk 4
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging hoofdstuk 4

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Planning periode 2
  • Doelen van het hoofdstuk
  • Terugblik
  • Uitleg
  • Opdrachten
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Periode 2
  • Week 8
    Afronden lezen + woordenschat en start taalverzorging
  • Week 9 
    Carnavalsvakantie
  • Week 10
  • Afronden taalverzorging 

Slide 3 - Slide

Periode 2
  • Week 11
    Fictie opdracht (boek uit!) + toets hoofdstuk 4
  • Week 12
    Toetsweek
  • Week 13
    Projectweek

Slide 4 - Slide

Doelen van het hoofdstuk
  • Aan het einde van dit hoofdstuk kun je werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden en voorzetsels herkennen en benoemen. 

Slide 5 - Slide

Terugblik woordenschat
  • Lees goed, aan de tekst kun je zien welke betekenis bedoeld wordt.
    'De juryleden prijzen de winnaar. Ze vinden het knap dat hij zelf het lied heeft geschreven.'
  • Prijzen = 1. hoeveel iets kost of wat je kunt winnen, 2. zeggen dat iemand of iets goed is. 
  • Alternatief
  • 1. andere mogelijkheid
  • 2. anders dan anders, apart

Slide 6 - Slide

Lidwoord (lw)
  • De, het of een
  • Kan voor een zelfstandig naamwoord (zn)
    worden gezet.

Slide 7 - Slide

Werkwoord (ww)
  • Iets wat iets of iemand doet of overkomt
  • Kan in verschillende vormen voorkomen

Slide 8 - Slide

Zelfstandig naamwoord (zn)
  • Is een mens, een dier, een plant of een ding
  • Kun je vaak in meervoud zetten
  • Kun je vaak verkleinen
  • Kun je vaak een lidwoord (lw) voorzetten
  • Een naam is altijd een zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Zegt iets over het zelfstandig naamwoord (zn)
  • Kan voor en achter een zelfstandig naamwoord 
    (zn) staan. 
  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st. bn)
  • Zeggen waar iets van gemaakt is

Slide 10 - Slide

Voorzetsel (vz)
  • Is een kort woord dat vaak tijd of plaats
    aangeeft.
  • Geeft aan waar of wanneer
  • Gebruik 'de kast'

Slide 11 - Slide

Songtekst
  • https://www.youtube.com/watch?v=ok-uPsNSGDc
  • Benoem alle ww, lw, zn, bn, st. bn en vz in de songtekst. 
  • Schrijf de woorden op en erachter wat voor woordsoort het is. 
  • De woordsoorten die je nog niet hebt gehad benoem je niet.
  • Bijvoorbeeld: Nacht = zn
                                  lyrics = zn                           
                                 Kraantje Pappie = zn
  • Klaar? nakijken of lezen.

Slide 12 - Slide

Aan het werk
  • Wat?   Taalverzorging
  • Wanneer?    In de les
  • Waarom?     Woordsoorten kennen helpt bij een goede zinsbouw.
  • Hoe?   Zachtjes overleggen of in stilte
  • Klaar?   Nakijken

Slide 13 - Slide

Huiswerk
  • Weektaak
  • Maandag 09-03-2020 is het
    leesboek uit!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide