Een woord kan meerdere betekenissen hebben.
Twee woorden zijn elkaars homoniemen als ze op dezelfde manier worden uitgesproken en geschreven, maar verschillende betekenissen hebben.
Voorbeelden van dergelijke woordparen in het Nederlands zijn:
Ploeg kan zowel landbouwwerktuig als team betekenen.
Bank kan zowel zitmeubel als geldinstelling betekenen.
Schop kan zowel schep als trap met de voet betekenen.
Vorst kan zowel heerser (voorste) als temperatuur lager dan 0 °C (vriezen) als .(dak)vorst ("nok"), "het verste gedeelte" betekenen.
Band kan zowel een relatie als een wiel betekenen.
Arm kan zowel een lichaamsdeel betekenen of 'niet rijk'.
Gerecht kan zowel rechtbank als maaltijd betekenen.
BUS? BEVALLEN? KUSSEN?