van begin- naar eindbalans RO

Bedrijfseconomie
Resultatenrekening
Samenhang tussen de Balans en de Resultatenrekening
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bedrijfseconomie
Resultatenrekening
Samenhang tussen de Balans en de Resultatenrekening

Slide 1 - Slide

je hebt een idee voor een eigen bedrijf. Je hebt bedacht wàt en hoe. Daarmee begin je.

Slide 2 - Slide

De balans is een momentopname van je bezit en waar je dat mee (hoe) betaald hebt. 

Slide 3 - Slide

Beginbalans gemaakt... hoe nu verder...
Nu ga je spullen verkopen, inkopen, rekeningen betalen, geld ontvangen en uitgeven. Hoe hou je dat bij?
Je opbrengst en je kosten bepalen je resultaat. Winst of verlies. Inkomsten en kosten staan dus op de resultaatrekening 
je inkomsten ontvang je in cash of per bank, ontvangsten.
Je kosten betaal je in cash of per bank, uitgaven. 
De ontvangsten en uitgaven staan op de liquiditeitsrekening


Slide 4 - Slide

De exploitatiebegroting / opbrengst​

​Liquiditeitsbegroting = verandering van liquide middelen (ontvangsten minus uitgaven)​
Expoitatiebegroting = overzicht van verwachte kosten en opbrengsten (vooraf)​
Winst- en verliesrekening = overzicht gerealiseerde opbrengsten en kosten (achteraf)​

De opbrengsten ook wel omzet genoemd wordt als volgt berekend: afzet * verkoopprijs (excl. btw)​
De omzet is altijd exclusief btw omdat deze worden afgedragen aan de fiscus en daarom geen opbrengsten voor de ondernemer zijn.​







Slide 5 - Slide

De exploitatiebegroting / opbrengst​

Stel dat sommige verkochte producten op rekening worden verkocht:​
Bij de exploitatiebegroting en de winst- en verliesrekening werken we volgens het periodetoerekeningsstelsel (het moment van verkoop bepaalt de periode waarop de verkopen worden geboekt)​
Bij de liquiditeitsbegroting en het liquiditeitsoverzicht gebruiken we het kasstelsel (het moment waarop het geld binnenkomt bepaalt de periode waarop de verkopen worden geboekt)



Slide 6 - Slide

Een momentopname van de bezittingen en het vermogen.
Een overzicht van de kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Resultatenrekening
Balans
stroomgrootheden
voorraadgrootheden

Slide 7 - Drag question

Stroomgrootheden
(resultatenrekening)
Voorraadgrootheden
(balans)
inkoopkosten
energiekosten
banksaldo
omzet
winst
verlies
huurkosten
afschrijvingskosten
voorraad
debiteuren
leverancierskrediet
hypotheeklening
eigen vermogen
vreemd vermogen
loonkosten
inventaris

Slide 8 - Drag question

Resultatenrekening (RR)
Overzicht van kosten en opbrengsten in een periode.
Ook de winst (of het verlies) vind je terug op de RR.

Een vooraf opgestelde RR met daarin de verwachte kosten en opbrengsten heet een begroting.

Slide 9 - Slide

Resultatenrekening (RR)
kosten
januari
2020
opbrengsten
inkoopkosten
3.000
omzet
4.000
rente
250
huur 
500
afschrijvingen
500
saldo
saldo
totaal
totaal
4.500

Slide 10 - Slide

Resultatenrekening (RR)
kosten
januari
2020
opbrengsten
inkoopkosten
3.000
omzet
4.000
rente
250
huur 
500
afschrijvingen
500
winst
750
totaal
4.500
totaal
4.500

Slide 11 - Slide

Maak de resultatenrekening compleet.
kosten
januari
2020
opbrengsten
inkoopkosten
1.500
omzet
2.000
rente
250
rente
100
afschrijvingen
500
saldo
saldo
totaal
totaal
2.100
2.250
150

Slide 12 - Drag question

samenhang balans en RR
beginbalans --> resultatenrekening --> eindbalans

Veranderingen t.o.v. de beginbalans zie je terug op de RR m.u.v. 
aflossingen en opnames voor privé doeleinden:
  • door af te lossen verandert het vreemd vermogen,
  • door privé opnames verandert het eigen vermogen.



Slide 13 - Slide

kosten
februari
2016
opbrengsten
inkoopprijs verkocht ijs
1.600
omzet
4.000
afschrijving ijscokar
400
rente
160
saldo winst
totaal
totaal
activa
1 februari
2016
passiva
ijscokar
2.000
eigen vermogen
1.200
voorraad ijs
600
lening
1.600
banksaldo
600
crediteuren
400
totaal
3.200
totaal
3.200
activa
1 maart
2016
passiva
ijscokar
eigen vermogen
voorraad ijs
lening
1.500
banksaldo
crediteuren
100
totaal
totaal
Van de winst blijft 200 in het eigen bedrijf.
1.600
1.400
600
4000
3000
1.840
800

Slide 14 - Drag question

antwoorden
winst = opbrengsten - kosten = 4.000 - 1.600 - 400 - 160 = 1.840
banksaldo = 600 + 4.000 - 1.600 - 160 - 100 - 300 - 1.640 = 800

berekening eigen vermogen op twee manieren:
Eigen vermogen = 1.200 + 200 = 1.400
Eigen vermogen = 3.000 - 1.500 - 100 = 1.400

Slide 15 - Slide

Rechtsvormen (herhaling)
eenmanszaak en vennootschap onder firma (vof)
* bedrijf en eigenaar zijn dezelfde rechtspersoon,
* inkomen wordt gezien als arbeidsinkomen in box 1.

besloten vennootschap (bv) en naamloze vennootschap (nv)
* bedrijf is zijn eigen rechtspersoon met eigen vermogen in aandelen,
* over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald,
* inkomen (dividend) wordt gezien als kapitaalinkomen  in box 2 of 3.

Slide 16 - Slide

Welke ondernemingsvorm heeft altijd maar één eigenaar?
A
eenmanszaak
B
vof
C
bv
D
nv

Slide 17 - Quiz

Kan een eenmanszaak personeel in dienst hebben?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Bedrijven waarvan de aandelen beursgenoteerd zijn, hebben altijd de rechtsvorm
A
eenmanszaak
B
vof
C
bv
D
nv

Slide 19 - Quiz

Als een vof failliet gaat, kunnen de schuldeisers beslag leggen op het privé vermogen (zoals een huis).
A
ja
B
nee
C
misschien
D
geen idee

Slide 20 - Quiz

Betaalt een vof vennootschapsbelasting?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Als je aandelen van een bedrijf hebt (bv of nv) mag je meebeslissen in de aandeelhoudersvergadering.
A
juist
B
dat hangt van de stemming af
C
neen, natuurlijk niet de directie beslist
D
alleen bij betaalde aandelen

Slide 22 - Quiz

Tot volgende week
en een prettig weekend gewenst

Slide 23 - Slide