Centrummaten, spreidingsmaten en frequentietabellen

Centrummaten, spreidingsmaten en frequentietabellen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Centrummaten, spreidingsmaten en frequentietabellen

Slide 1 - Slide

Een steekproef nemen
Eisen waaraan een steekproef aan moet voldoen:
- Voldoende groot
- Aselect
Een steekproef is representatief als zij een goede afspiegeling is van de gehele populatie

Slide 2 - Slide

Populatieproportie en steekproefproportie 

Slide 3 - Slide


Van de patiënten in een ziekenhuis is de populatieproportie van het kenmerk 'patiënt heeft bloedgroep A' gelijk aan 0,418. Het blijkt namelijk dat 627 patiënten bloedgroep A hebben. Bij een steekproef in dit ziekenhuis zijn er 27 patiënten met bloedgroep A, waar mee de steekproefproportie op 0,45 komt.
Bereken het aantal patiënten in het ziekenhuis.

Slide 4 - Open question

Te berekenen:
Elementen in populatie --> aantal patiënten in het ziekenhuis
Gegeven:
Aantal patiënten met kenmerk 'bloedgroep A' --> 627
Populatieproportie: p = 0,418
p=ziekenhuispatienten627=0,418
Aantal ziekenhuispatiënten = 
0,418627=1500

Slide 5 - Slide

Frequentietabellen en centrummaten
Frequentietabellen en centrummaten

Slide 6 - Slide


Geef de relatieve frequentie van het waarnemingsgetal 60

Slide 7 - Open question

uitleg
Totale frequentie = 1 + 2 + 1 + 5 + ......+ 1 + 1 = 40

Absolute frequentie van het getal 60 = 6

Relatieve frequentie van het getal 60 = 
absolute frequentie/totale frequentie x 100% = 



406100
% = 15%

Slide 8 - Slide


Bereken de gemiddelde hoedenmaat van de hoeden die op deze zaterdag zijn verkocht.

Slide 9 - Open question

uitleg
Som van alle waarnemingsgetallen: 1 x 53 + 2 x 54 + ... + 1 x 64 = 2328

Totale frequentie: 1 + 2 + ... + 1 = 40

Gemiddelde = 
402328=58,2

Slide 10 - Slide


In hoeveel procent van de verkopen werd een maat verkocht boven die van het gemiddelde?

Slide 11 - Open question

uitleg
Gemiddelde was 58,2

Om de vraag te kunnen beantwoorden moet je weten hoeveel hoeden er zijn verkocht met een maat groter dan 58,2. 
Dit betekent dat je uit de tabel moet halen hoeveel hoeden er zijn verkocht met maat 59 of groter en dit delen door het totaal aantal hoeden dat is verkocht (x 100%).

Aantal verkochte hoeden met maat 59 of groter: 19
Totaal aantal verkochte hoeden: 40

% hoeden verkocht met een maat boven die van het gemiddelde: 
4019100=47,5
%

Slide 12 - Slide


Bepaal het gemiddelde, de mediaan en de modus
Tientallen  Eenheden

Slide 13 - Open question

uitleg
totaal: 379
frequentie: 16

gemiddelde: 379/16 = 23,7 leden
mediaan: (8e + 9e getal)/2 = (23+24)/2 = 23,5
modus: 24 (komt als enige tweemaal voor)

Slide 14 - Slide


Wat is het gemiddelde gewicht?
A
73,6 kg
B
71,5 kg
C
76,5 kg
D
kun je niet berekenen

Slide 15 - Quiz

uitleg
Bij het berekenen van het gemiddelde bij een klassenindeling, maak je gebruik van de klassemiddens. Je neemt dan aan dat alle waarnemingsgetallen in een klasse gelijk zijn aan het gemiddelde. 

Gemiddelde gewicht docenten wordt dan als volgt berekend:




Gemiddelde gewicht docent: 76,5 kg



6+36+...+7+1655+3665+...+1115=997575=76,5

Slide 16 - Slide

De boxplot

Slide 17 - Slide

grootste getal
kleinste getal
mediaan
Q 1
spreidingsbreedte
kwartielafstand
Q 3

Slide 18 - Drag question

Wat heb je nodig voor een boxplot?

- laagste waarde
- hoogste waarde
- mediaan
- 1e kwartiel --> Q1
- 3e kwartiel --> Q3 

Slide 19 - Slide

Grootste waarde: 13
Kleinste waarde: 6
     
Totaal aantal waarnemingen: 42

Mediaan: (21e + 22getal) / 2 = (10 + 10) / 2 = 10  
(42:2 = 21, dus mediaan is het gemiddelde van het 21e en 22e getal)

Q1 = 11e getal = 8  
Het 11e getal is het middelste getal van de eerste helft (21) waarnemingsgetallen

Q3 = 32e getal = 11  
Het 32e getal is het middelste getal van de tweede helft (21) waarnemingsgetallen
(21 + 11 = 32) 

Slide 20 - Slide

Grootste waarde: 13
Kleinste waarde: 6
Mediaan: 10  
Eerste kwartiel Q1 : 8  
Derde kwartiel Q3 :11  

Slide 21 - Slide

In onderstaand boxplot staan de schoenmaten van alle derdeklassers van het Mosa college verwerkt.
Welke van onderstaande beweringen zijn waar en welke zijn niet waar?
De helft van de meisjes heeft een schoenmaat tussen de 37 en 40.
De helft van de jongens heeft een schoenmaat die groter is dan 40
De meeste meisjes hebben een schoenmaat tussen de 38 en 40
75% van de jongens heeft een grotere schoenmaat dan 75% van de meisjes
waar
niet waar
waar
waar
waar
niet waar
niet waar
niet waar

Slide 22 - Drag question

50% van het aantal waarnemingen (meisjes)
__________

__________________

75 % van het aantal waarnemingen (jongens)

Slide 23 - Slide