I. Voorstelling: Wat is er te zien en/of te horen? Wat voor soort dansvoorstelling wordt er uitgevoerd?
II. Inhoud: waar gaat de dansvoorstelling over: wat is het onderwerp, het verhaal, het thema, het idee of concept? Wat is de boodschap of (diepere) betekenis?
III. Vormgeving: hoe wordt de voorstelling vormgegeven door middel van dans?
IV. Theatervormgeving: waarmee, met welke materialen en technieken, wordt de dansvoorstelling vormgegeven?