herhaling pv onderwerp en gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• Voortgezet speciaal onderwijs
• vmbo b, k
• Leerroute VB
• Leerroute VK
• Leerjaar 1,2

Aan het einde van deze les, weet ik:

-wat de persoonsvorm    is

-wat het onderwerp is

-wat het       werkwoordelijk     gezegde is

Wat is de persoonsvorm?

De bakker vandaag bakt een lekkere taart.

1. De bakker
2. bakt
3. een lekkere taart
4. vandaag

Wat is de persoonsvorm?
Moet jij elke ochtend naar school fietsen?

1. moet
2. fietsen
3. elke ochtend
4. naar school

Wat is de persoonsvorm?
Waarom ben jij boos?

1. Waarom
2. ben
3. jij
4. boos

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden

😒🙁😐🙂😃

Wat is het onderwerp?

Marieke en Sourin gaan samen voetballen.

1. Marieke
2. Sourin
3. Marieke en Sourin
4. voetballen

Wat is het onderwerp?

Tom doet nooit de boodschappen.

1. Tom
2. doet
3. nooit
4. de boodschappen

Wat is het onderwerp?

Waarom ga jij niet op tijd naar bed?

1. Waarom
2. ga
3. jij
4. naar bed

Wat is het onderwerp?
Alle leerlingen hebben de toets goed gemaakt.

1. leerlingen
2. alle leerlingen
3. de toets
4. goed

Wat is het onderwerp?

Volgende week heeft Jaimie een boekbespreking.

1. Volgende week
2. Jaimie
3. heeft
4. een boekbespreking

Ik kan het onderwerp in een zin vinden

😒🙁😐🙂😃

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:

1. het onderwerp
2. het naamwoordelijk gezegde
3. het werkwoordelijk gezegde
4. de persoonsvorm

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Joris heeft gisteren zijn examen gemaakt.'

1. heeft
2. heeft gemaakt
3. gemaakt
4. Er is geen werkwoordelijk gezegde

Wat heb jij zitten doen in die klas?

Het werkwoordelijk gezegde =

1. zitten
2. zitten doen
3. heb zitten doen
4. heb zitten

Morgen ga ik fietsen naar de tandarts.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ga
2. ga fietsend
3. fietsend
4. morgen

Mijn buurman maakt huiswerk voor de cursus.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. maakt
2. huiswerk
3. de cursus
4. mijn buurman

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Jip is vanmorgen te laat uit bed gekomen'

1. is
2. is gekomen
3. gekomen
4. uit bed

Hij heeft een mooie dag gehad in de dierentuin.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. heeft
2. dierentuin
3. heeft gehad
4. hij

werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft gisteren problemen gehad met de leraar.

1. hij heeft
2. heeft
3. heeft gehad
4. heeft problemen gehad

werkwoordelijk gezegde?
Hopelijk hebben jullie deze opdrachten goed gemaakt.

1. hopelijk
2. hebben
3. hebben gemaakt
4. hebben goed gemaakt

Ik kan het werkwoordelijk gezegde
in een zin vinden

😒🙁😐🙂😃

Zijn er vragen?